Sunday, May 18, 2014

LOS ANGELES deel 9: de Schot / epiloog

Ik vloog al twee jaar geregeld op LAX en was daar een soort van vrienden geworden met een Schot; we noemen hem Jack. Hij was hoofd van ground-handling - kort door de bocht: de dienst die verantwoordelijk is voor het moment tussen aankomst en vertrek van een vliegtuig. Jack had de warme menselijkheid uit de oude wereld. Hij was zo'n stille rots in de branding en zijn magere en wat slonzige voorkomen deed niet vermoeden dat hij tijdens zijn lange carrière een soort vaderfiguur was geworden. Overal waar hij kwam bracht hij rust en helderheid en was bovendien, los van alle reglementen, betrouwbaarder was dan een Zwitsers uurwerk. Iemand die nog intuïtie in plaats van protocollen gebruikte bij het benaderen van mensen. Dat was de Schot.

Toen ik op de dag van vertrek naar de luchthaven reed had ik een nieuw, maar tijdelijk paspoort bij me. Eerst ging ik mijn auto inleveren (ik laat me niet verleiden om een beschrijving te geven van hoe snel en efficiënt dàt wel niet gaat in Amerika - ik heb mijn punt gemaakt) en toen moest ik nog één ding regelen.
Ik had na aankomst in Los Angeles gebeld met KLM om ze van de beroving van mijn ticket op de hoogte te brengen. Het was de tijd vóór internet en het enige bewijs van mijn betaling was het papieren ticket, maar dat was dus foetsie. Dus bleef het computerbestand in Amsterdam over. Omdat mijn gestolen ticket een z.g. 'staff-ticket' was, een ticket met flexibeler bepalingen, had ik KLM gevraagd mijn gegevens door te sturen naar LAX en daar hadden ze natuurlijk mee ingestemd. 
Bij aankomst melde ik mij bij de balie en sprak een Amerikaanse collega aan. Het was een bezig meisje met een keurige paardenstaart en strak in het pak. Ik zei haar dat Amsterdam als het goed was over mij gebeld had. Zij knipperde lichtelijk geïrriteerd met haar ogen, nam een wat doorzichtige air van professionaliteit aan, checkte haar bestand, fronste en keek mij vervolgens aan met een blik alsof ze eigenlijk al met de volgende klant bezig was. En zo klonk ze ook.
'Er is niet over u gebeld, meneer. Wij weten van niets. Wij zitten nu midden in de afhandeling van de binnenkomende vlucht en kunnen verder niets voor u betekenen. Sorry'.
Zij dook in haar computer en keek mij niet meer aan.
Ergens onder in mijn buik kwam een langzame vloedgolf naar mijn huig en drong zich naar buiten. De vloedgolf bestond uit achtenveertig uur douanebeambten, vliegveld-dieven, snelweg-opritten, respectloze collega's en snurkende neo-hippies. Ik keek het meisje strak aan, mijn ademhaling was regelmatig en ik voelde me opmerkelijk helder. Het meisje richtte zich op en veinsde verbazing dat ik daar nog steeds stond, ik trok haar vervolgens met mijn blik over de balie en in mijn stem lag de intentie van een schroot-pletter. Het teefje ging plat en luisterde. De troef die ik nu uitspeelde had ik eigenlijk niet eens meer nodig. Althans, dat dacht ik toen nog.

'Ik wil nu met Jack spreken,' zei mijn stem, terwijl het meisje nog wat na-knipperde met haar ogen. 
'Nu direct. En luister, ik ga hier niet weg tot hij hier is om mij te helpen. Je wilt niet weten wat ik in de afgelopen twee dagen heb meegemaakt. Ik ben kapot en eis hulp. Ik ben je collega'.
Terwijl haar handen nog steeds zenuwachtig schokkend met wat papieren frummelden - alsof alleen haar lijf nog ontkende terwijl zij zich al graag wilde overgeven - bewoog het hoofd van het meisje zich uiteindelijk in een lichte draai mijn richting uit en kwam voor mij ogen tot stilstand. Ze vond haar rustpunt in mijn blik, pakte een telefoon en na een gesprek van twee minuten belde ze af met de mededeling dat Jack nu bezig was met de afhandeling van de binnenkomende vlucht, dat kon echt niet wachten, maar dat hij direct naar mij zou toe komen. Of ik een half uurtje kon wachten. Nou, dat kon ik, ik was de beroerdste niet. En inderdaad, al na twintig minuten zag ik een deur open gaan achter de balie's. Daar kwam hij aan. Zijn magere gezicht lachte vriendelijke toen hij me herkende.
' There you are, I recognized your name when they called me. So, what happened?'
Ik legde hem uit dat een paar slaapmutsen in Amsterdam vergeten waren om door te bellen dat ik beroofd was en geen ticket meer had. En dat de collega hier mij vrij onbehouwen had uit gelegd dat ze niets voor mij kon doen. Ik vertelde ook even kort hoe mijn laatste achtenveertig uren eruit hadden gezien en dat ik eigenlijk ten einde raad was en doodop. Nog voor ik mijn verhaal kon afmaken legde de Schot zijn hand op mijn schouder en zei:
"Luister ingmar. Jij gaat zometeen door de douane. Daar heb je geen ticket voor nodig. Je loopt naar de gate en gaat daar zo ter hoogte van de balie staan. Je praat met niemand, ook niet met je crew als die aan komt lopen. Je wacht gewoon tot ik kom. Ik weet niet wat ik voor je kan doen. Ik heb niet veel tijd. Doe maar gewoon wat ik je nu zeg"
En weg was ie. 

Oké, dat klonk betrouwbaar, maar ergens ook helemaal niet. Het ging overduidelijk lastig worden dat ticket te regelen. Maar ik mocht ook mijn crew niet aanspreken. Dat vond ik vreemd. Met gemengde gevoelens liep ik door de douane, naar de gate en positioneerde me ongeveer waar Jack mij had gevraagd te gaan staan. Passagiers verzamelde zich, het grondpersoneel installeerde zich, mijn crew liep op een gegeven moment voorbij en dat was voor het grondpersoneel het teken om boarding voor te bereiden; de routine die ik zo goed kende. Was ik nerveus of gespannen? Nee. Ik zou het moeten zijn, want ik had geen idee of ik zo een ticket in mijn handen geduwd zou krijgen. En als dat niet zo was dan stond ik dus weer op straat. Vond ik het gek dat ik daar per se alleen moest gaan staan? Nee. Op dat moment niet. Ik was na twee dagen murw. Ik had geen energie meer om na te denken en wilde naar huis. Pas achteraf besefte ik dat ik had kunnen weten wat er zou gaan gebeuren.
De boarding startte en ik wachtte daar maar. De Schot was nergens te bekennen. Toen ik uiteindelijk helemaal alleen stond en het grondpersoneel naar mij begon te kijken voelde ik langzaam de moed in de schoenen zakken. Ik vermeed hun blikken. Maar opeens was daar die hand op mijn schouder. Ik draaide me om en keek recht in het vriendelijke gezicht van de Shot. Maar die had geen ticket in zijn handen. Dat was slecht nieuws.
"Kom maar even mee', zei hij alleen maar.
Hij loodste mij zonder iets te zeggen door een deur die ik goed kende. Ik was verbaasd want die deur gaf toegang tot de gate. We liepen naar het vliegtuig, waar mijn collega's stonden. Alle passagiers waren ingestapt, het vliegtuig was klaar om te vertrekken. Wat toen gebeurde was uiterst ongewoon. Mijn collega's keken mij niet aan toen ik instapte; niemand zei iets tegen mij en ik zei dus ook maar niets. De Schot had zijn hand nog steeds op mijn schouder en duwde mij zonder uitleg omhoog de trap op, zette mij in een stoel, gaf een vaderlijk klopje op mijn schouders met een onopvallende knipoog erbij en voor ik iets kon zeggen, was hij weg.

Daar zat ik. Beduusd en wat verlegen. Een dienstdoende collega schoof een glas champagne onder mijn neus en keek mij alleen maar vriendelijk aan als in een stil verbond. Het was nu duidelijk wat hier gebeurd was. De Schot had mij zonder ticket op deze vlucht gezet. Hij had blijkbaar geen bevestiging uit Amsterdam gekregen en op eigen houtje, tegen alle regels in, mij vertrouwd en gedaan wat iedereen met een warm hart zou doen. 
Een jaar later ging ik met mijn vriend Serge de trip opnieuw ondernemen en we hebben een heerlijke vakantie gehad. De Schot was toen al met pensioen, anderen hadden de toko overgenomen. Weer een jaar later vlogen een aantal gekken twee torens in, stond er een cordon van zwaar bewapende militairen bij de douane van LAX en daarna was alles voorgoed anders. Vertrouwen maakte plaats voor regelgeving, de oude wereld maakte plaats voor de nieuwe. Veel veranderde in de luchtvaart en voor dit soort mannen als de Schot was geen plaats meer. De idee van terrorisme werd werkelijkheid omdat genoeg mensen op de wereld dat idee wilden geloven. In een razend tempo werd het menselijk vermogen tot intuïtie, dat altijd zo'n belangrijke bron van inzicht was en zorgde voor cohesie en respect in mijn business,  getransformeerd tot protocollen die wij nu gebruiken. Ik denk dat Amerika  in deze ontwikkeling, die zich vanuit de luchtvaart over elk menselijk contact in de wereld verspreidde - en nog steeds doet - een absolute voortrekkersrol had, zoals Amerika dat altijd heeft. De immigrantenmentaliteit, die zo diep in de Amerikaanse psyche zit, leent zich bijzonder goed om het oude zonder enig sentiment los te laten en te vervangen voor het meer praktische nieuwe. Wanneer wij in Europa nog volop in een heftig moreel debat zitten over het toepassen van een nieuw idee of ontwikkeling, heeft Amerika er ondertussen al een product van gemaakt en gebruikt het ook. Vervolgens zien wij Amerika dan doen, hebben een moment van morele verontwaardiging en sentiment, noemen Amerika weer eens oppervlakkig en nemen het vervolgens gulzig  over. Zo gaat het altijd en zal het altijd gaan.
Maar Amerika is niet oppervlakkig; ik vind haar diepzinnig tot op het bot. Alhoewel, het zijn vaak de ontwikkelingen die nog in de kinderschoenen staan die we 'oppervlakkig' dan wel 'diepzinnig' noemen en de tijd leert ons vervolgens dat ze niet diepzinnig waren en ook niet oppervlakkig. Ik vind Amerika gewoon diepzinnig, om dezelfde reden waarom anderen haar oppervlakkig vinden; omdat ik het land niet begrijp.
Ik stel me die paar pioniers, in de eerste dagen van de 20ste eeuw voor. Zij komen wat camera-testen doen in een klein gehucht rond de Cuhuenga Valley, op zo'n tien kilometer van het stadje Los Angeles. Terwijl zij onder de indruk zijn van dat consistente licht van Zuid-Californië, ruiken zij die heerlijke penetrante geur van de Heromeles Arbutifolia, die zijn naam aan het gehuchtje heeft gegeven. Het kleine boompje groeit nog steeds volop in de Santa Monica Mountains en daar omheen; het heeft rode bessen en wordt ook wel de 'California Holly' genoemd.. 
Wat hebben deze mannen en vrouwen gedacht? "Worden wij herinnerd als de de mensen die met deze nieuwe vinding uit Europa en met het genie van onze Thomas Edison en co de basis leggen voor een electro-magnetisch product, dat in deze eeuw, via grote zalen over de hele wereld voor twee en drie dimensionaal plat vermaak gaat zorgen? Of zullen wij herinnerd worden omdat wij de mens laten wennen aan nieuwe visuele werkelijkheden, zodat zijn brein, weer honderd jaar later, met een verder ontwikkelde wilskracht,  zijn eigen realiteiten kan scheppen in meerdere virtuele werkelijkheden?'  
Of zal die briljante, Amerikaanse tekenaar, toen hij in de jaren twintig met een paar zwarte pennenstreken een muis op een stoomboot schetste gedacht hebben: 'Met deze pennenstreek leg ik de basis voor een oppervlakkig medium ter vermaak van de meute, of bevrijd ik met simpele visuele  middelen de nieuwe wetenschap van de psychologie uit de exclusieve handen van oude, geleerde mannen en geef ik de fabels en sprookjes - die grote ontwikkelings-verhalen, die ons allemaal inspireren beter te zijn dan we waren -  een nieuwe geboorte in harten van mensen?'
Acht, laten we voor het gemak zeggen dat dat allemaal niet zo is en dat ik hier wat quasi-esoterische romantiek zit te spuien. Maar toch, de razende wind van imaginaties, voortgestuwd door de tempeldeuren van Mayers, Colombia en anderen, uitgewaaierd over de hele planeet, hebben ons allemaal voorgoed veranderd en geïnspireerd, ook de tegenstanders. Of we willen of niet.
Maar ik kom daar niet, in dat uit de hand gelopen gehuchtje 'Hollywood'. Er is mij te veel 'ruis'. Laat mij maar mijmeren over hoe het er toen uitgezien moet hebben met die pioniers en hun geduldige moed. Voor mij zit er een magische aantrekkingskracht in de Zuid-Californische grond waar ik op loop, in de geur van de vegetatie in de bergen, in het eten van de  bewoners langs de noordelijke kustlijn, in de bedwelmende hel-heid van de betonnen 405 en natuurlijk de ongebreidelde imaginaties en verhalen die in het licht daar ontstaan.

Epiloog...

...ik rijd over mijn geliefde Sepulveda Boulevard - die heerlijke, palmboom-rijke straatweg, die van The Valley naar Long Beach slingert, de langste weg in Los Angeles County, wiens geschiedenis terug gaat tot de allereerste Spanjaarden die het gebied verkenden. Bij Inglewood pak ik de '105 East', rijd door het dichte woud van wijken en buurten en kom uit bij de '605 North'. Huizen wijken voor bedrijventerreinen, kale velden nemen toe, afslagen naar buurten zijn spaarzamer en soberder en ik voel dat we het conglomeraat gaan verlaten. Maar eerst nog de leukste afslag, die naar de '10 East'. Als ik, bijna in de schaduw van de Gabriel Mountains afsla op die 'gateway to pleasure' en weet dat ik die de komende twee uur niet ga verlaten, mijn banden over de ribbelige, onderbroken streep voel gaan en mijn auto nu echt voorgoed richting het oosten gaat, dan voel ik die heerlijke eenzaamheid van de woestijn al voor hij er is. Huizen worden nu nog schaarser, het wordt heuveliger en wanneer ik mijn deur open doe, tijdens een korte stop bij een Mexicaans restaurant, valt warme lucht mijn auto in. De 'waiters' hier zijn geen werk zoekende acteurs, maar Mexicanen. De mannen aan de bar hebben huiden als zand. Dan ga ik weer verder. Grasland maakt plaats voor woestijnzand, een laatste tankstation met een eerste cactus en voor ik er eigenlijk erg in heb ben ik opeens weg uit de civilisatie. Ik ben in een kale, brede en zanderige vallei, waar de verzengende zon meedogenloos op de geleidelijk oplopende curve van majestueuze bergketens brandt en diezelfde 10, die eerder onderdeel vormde van dat grote conglomeraat Los Angeles is nu veranderd in een kaarsrechte, licht glooiende snelweg, zonder enige bebouwing erlangs, met alleen cactussen als berm. Dan zie ik hem liggen in de verte, de eenzame, sobere afslag die als een symbool van de verlatenheid de monotonie van het asfalt onderbreekt. Ik nader, rijd omhoog tot aan de t-splising en zie op het eenzame bewegwijzeringsbordje naar rechts, als een fata morgana, de luxekastelen en limonade-fontijnen weerspiegeld in die twee woorden: Palm Springs. Maar ik, ik sla met een diepe zucht van opluchting en een brede glimlach op mijn gezicht juist links af en rijd over de 10 heen vrijwel direct de schaduw van de enorme bergketen die voor mij ligt in. Ik ken de plek en heb mijn ritueel. Ik stop bij het sobere informatiebord, stap uit, voel, zelfs in de schaduw, de brandende hitte voor het eerste op mijn lijf, raak even de cactus-bomen die het bord omringen aan, de hier dominante vegetatie waar het achter de bergen gelegen 'national park' zijn naam aan ontleend. Terwijl ik mijn benen strek kijk ik op het bord dat ik allang ken, de aankondiging van het eerste park op mijn reis: Joshua Tree National Park. Ik wil dit moment voelen, dat ultieme moment van 'alles moet nog komen'; de weg in de bergen, de aankomst bij het groot opgezette ranger-station, dat gelegen in een vallei vol met de cactusbomen je voor het eerst duidelijk maakt dat je nu echt in 'The West' bent. Dan natuurlijk de schoenen wisselen voor slippers, zand tussen de tenen, water en snacks kopen, wat nutteloze vragen over het park stellen aan een van de rangers - alleen maar om de voorpret op te rekken en omdat de Amerikanen hier zo lekker kinderlijk trots zijn. Dan weer verder rijden naar de ingang van het park, waar ik bij andere trotse Amerikanen, in hun veel te scouting-achtige groene kostuums en in hun veel te Disney-achtige toegangshokjes, de toegang betaal en mijn ticket krijg. Dan de vijfenveertig minuten durende rit door het gigantische park naar Hidden Valley Campground, de mooiste camping in Amerika, gelegen in een door grillige rotsblokken omheinde kom, waar de zon alles geel maakt en de maan alles blauw en God gedobbeld heeft met enorme keien. Dan het kleine verweerde, houten geldboxje waar ik vijftien dollar ingooi, schaduwrijk plekje zoeken, vlees en groente voor die avond op de picknicktafel naast de BBQ gooien (altijd en overal in Amerika aanwezig op een kampeerterrein), tent opzetten, wit zand, wijn..

Bij het eenzame informatiebord adem ik een keer diep in, neem afscheid van de 10, stap in mijn auto en rijd de bergen in.




Ingmar Beldman
Siquijor, Filipijnen
Lente 2014

No comments:

Post a Comment