Friday, November 29, 2013

Vakantie 2013 - Openbaar vervoer in de Filipijnen

Na een hectische, maar leuke tijd in Manila zijn Serge en ik in twee dagen met een verwarrende selectie aan lokaal vervoer naar Panaman afgereisd. Panaman is een klein vissersgehuchtje in het meest Zuid-Oostelijke deel van Luzon en Luzon is weer het grootste eiland van de Filipijnen. 

Reizen in de Filipijnen, my God; je begint als groentje en na twee dagen heb je het gevoel zo ongeveer alles meegemaakt te hebben wat maar mogelijk is op het gebied van transport. Eerst de bus; luxe-uitvoering komt met toilet en airco. Je verlaat de stinkende stad en wordt al na een uur omarmd door de warmte en het vocht van jungle en rijstvelden. Je bent opeens in de tropen. Bij bijna elke stop die de bus in kleine dorpjes maakt, komt er een rits kakelende verkopers binnen, die jou lokaal snoepgoed onder je neus schuift. Ze verlaten de bus meestal na een paar kilometer weer. Honger heb je in ieder geval niet. Na 10 uur word je, bij het vallen van de avond, gedropt in het stadje Naga, Je checkt in voor een kamer in een steriel Japans hotel dat misplaatst in het midden van een modderig terrein staat. Het hele stadje is trouwens modderig, voor zover je dat in het pikkedonker kunt zien. En waarom Japans hotel in klein, modderig Filipijns gehucht? Don't ask me. Je verkent de twee drukke dorpspleinen - niet bepaald onaardig trouwens voor zo'n gat - propt Chinees naar binnen, krijgt je eerste tropische plensbui over je heen en staat de volgende morgen om 4 uur op het nu nachtelijke, modderig terrein, waar een hummer op je hoort te wachten, want dat heb je de vorige avond met 'ze' afgesproken, maar 'ze' staan er niet ( het principe van de hummer in de Filipijnen: duw hem vol met mensen tot je gewoon niet meer kunt, verdeel de prijs die je voor je rit wilt hebben door het aantal mensen in je wagen en breng dat per persoon in rekening). 
Geen hummer dus. Wat nu, midden in de nacht? Dan loop je wat doelloos naar de verlaten, lokale busterminal, verdomd daar staat een bus. Met een slaperige buschauffeur erin. Je vraagt de slaperige buschauffeur wanneer de bus met jou bestemming vertrekt en tot je grote verbazing wijst hij woordeloos in zijn half-donkere bus. Dat zou zo maar kunnen betekenen dat hij dat dus is, terwijl dat niet op de voorkant staat aangegeven. Navraag in de bus bevestigt het: op naar Sabang! Dat is mazzel.. maar wel 3.5 uur rijden... Onderweg heb je weer schitterende uitzichten en je begint te ontspannen. Dit gaat toch beter dan je dacht. 
Sabang blijkt niet meer dan twee kippen en een bamboehut als je langs de weg gedropt wordt. Maar je zet nog geen voet buiten de deur of een paar mannen grissen de bagage uit je handen en drukken je, zonder dat je iets te zeggen hebt, een zijspan in. De driver scheurt met jou door de landerijen naar een nog kleiner kustplaatsje. En dat blijkt dan eigenlijk Sabang te zijn; drie kippen en twee bamboehutten. Daar wordt je in een nog gestresster tempo uit je zijspan gejaagd, hebt geen kleingeld voor de driver, hoort roepen: 'hurry hurry' en terwijl je niet begrijpt waarom dat is loop je expres langzaam - om toch de indruk te geven boven de zaak te staan - naar een modderig hutje waar men shampoo, wasmiddel en water verkoopt. De slaperige eigenaren schrikken zich de apelazerus als jij met je witte kop binnen komt zetten, maar je kunt gelukkig je grote biljetten klein maken door 2 flessen water, die je al had en wasmiddel, die je niet nodig hebt, te kopen. Je betaalt de driver onder hilarisch gelach van de lokale kinderen, wat je ook niet kunt plaatsen, maar geen tijd voor hebt om over na te denken, want je wordt vervolgens het strand opgeduwd, aanschouwt voor het eerst de mooiste kustlijn die je ooit zag - met palmbomen, mist en eenzame hond -maar tijd om ontroerd te zijn heb je niet want 5 meter in de woelige zee ligt een kleine kotter en een man gebaard dat je op de glibberige, houten drijfbrug moet gaan staan om naar de boot geduwd te worden,want die boot staat echt net op punt van vertrekken en de volgende gaat pas over anderhalf uur. Net begin je te begrijpen waarom iedereen zo fucking opgefokt was, of je wordt, half op de glibberige, vanwege de woeste zee heen en weer drijvende brug staand, gesommeerd om het kleine, oude, gehurkte mannetje op het strand, die je met een blikken doosje tussen zijn benen verlegen zit aan te grijnzen, 10 pesos te geven voor de instapdienst. Natuurlijk! Je duwt snel het geld in zijn metalen doosje, glibbert terug de drijfbrug op, belandt in de boot, ploft achterin neer bij bootmannen die, of je uitlachen, of je lief vinden of stoned zijn en je vertrekt...

....

Ik ben nu op drie-kwart van de totale trip, maar het beeld is volgens mij wel helder. Dit is dus reizen in de Filipijnen en als je er niet tegen kunt, ga dan lekker op een perron in Amsterdam staan waar..... nee, ik ga niet weer een punt maken van de welvaarts-dementie die daar plaats vind als die geventileerde luxe-toko 2 minuten te laat is.

Thursday, November 28, 2013

Vakantie 2013 - De dag van vertrek.

 Mijn vriend Serge en ik gaan naar de Filipijnen. We bezoeken mijn vriendin Giean en haar familie en daarna is het vakantie houden op een stuk of tig mooie eilanden; de Filipijnen hebben er 7107.. 'als het eb is', zeggen de inwoners er zelf gekscherend bij,want elke uitstekende rots wordt meegerekend.  Het blijft veel en we worden gek van de keuzes. Uiteindelijk komen we bij een wat minder bekend eiland uit, met een hoofdstad waar wij en niemand anders ooit van hebben gehoord. Goddank geen toeristen plus lokale hysterie; gewoon lekker authentiek en afgezonderd...

Maar toen kwam de tyfoon... 
En de tyfoon vaagt uitgerekend onze stad en het onbekende eiland volledig van de kaart... Had mijn werkgever mij een week eerder vakantie toegekend, dan had ik nu voor oud vuil aan een boom in Tacloban gehangen, met Serge in electriciteitsdraden gewikkeld ernaast. Want dat zijn zo'n beetje de gruwelijke beelden.
Het besef van deze ongemakkelijke logica breekt pas dagen later door in mijn bewustzijn. En het is dan dat wij al hebben besloten naar Thailand te gaan.

De tickets voor zowel Manila als Bangkok worden door mij super goedkoop aangeschaft omdat het z.g. KLM staff-tickets zijn; tickets waar personeel en soms ook een vriend of familielid op kan reizen. Als je ze koop zijn ze drie maanden geldig op elke datum die je maar kiest. Het enige nadeel is dat je alleen aan boord komt als het vliegtuig open stoelen heeft, maar daarentegen zijn ze wel honderd procent refundable. Om die laatste reden kan ik zonder stress gewoon twee tickets Bankok bij kopen en die Manila-tockets terugvorderen, dat komt later wel. 
En zo gaan wij op weg naar Schiphol, Het is het begin van de avond, 16 november j.l.

Thailand dus ... het wil maar niet landen bij mij. Ook Serge heeft er last van. Zeker, we hebben hartikke veel zin, de 'oh's' en 'ah's' als Serge zijn neus uit de Lonely Planet opricht, zijn niet van de lucht; hij begint de Filipijnen al aardig snel te vergeten. Maar omdat de vlucht naar Bangkok heel erg vol zit, houd ik vrolijk rekening met plan C: autootje naar Noord-Spanje. Bij het inchecken krijgt onze onderbuik gelijk: de kist zit vol en wij kunnen niet mee. Niet eens zo heel teleurgesteld druipen wij af, pikken onze bagage weer op en zitten, nog steeds op Schiphol, bij een kop koffie even na te praten. We voelen ons op een vreemde manier de koning te rijk. We kunnen vanaf hier alle kanten op; morgen weer proberen met de volgende vlucht naar Bangkok mee te komen, autootje naar Frankrijk, Spanje, wellicht een goedkope vlucht naar iets anders...wat een ongelimiteerde vrijheid, zo 's avonds op een steeds rustiger wordend vliegveld. 
Maar dan checkt Serge zijn horloge en kijkt mij aan. 
'Wanneer ging die die Manila-vlucht nou ook alweer?'
Ik kijk Serge quasi verrast aan, denk aan een weerzien met mijn meissie en zeg wat ongeinteresseerd, zodat het lijkt of ik daar nog helemaal niet aan heb gedacht: 'O ja, die gaat ook nog..'. 
Serge kijkt betekenisvol en ik zorg dat ik het antwoord op zijn vraag er nog even achteraan geef, want dat antwoord speelt al door mijn hoofd sinds we op die vorige vlucht zijn afgewezen.
'..die gaat geloof ik om half negen, Serge,.. over drie uur'.
Stilte..
'Die tickets zijn nog geldiig he?', zegt Serge.
' Hm..mm', (dit gaat goed. hij gaat happen.)
'Zullen we dan...?'
Even voor de vorm onderbreek ik:
'Weet je zeker dat je...?'
'Ja natuurlijk, wat mij betreft gaan we gewoon...?'

Twee minuten later zit ik al op internet om de datum van onze tickets naar Manila voor vanavond vast te leggen. Bizarre avond, heerlijk vooruitzicht, lang leve mijn werkgever! 
Maar dan.. krijg ik mijn ticket niet vastgelegd. Technisch probleem.  
Shit, wat nu zo 's avonds laat? Zijn we net bekomen van de magie van het vorige moment en dan nu al weer een probleem erbij. Plus.. nog twee uur te gaan voor het vliegtuig opstijgt.

De vertrekhal van Schiphol is leeg. De verlichting die half uit is plus het wat lage plafond zorgen voor een vreemde, onwerkelijke sfeer. Er is bijna geen reiziger aanwezig, maar de drukke dag met duizende mensen vibreert nog door de ruimte en maakt dat die ruimte nog leger voelt. Met een prettig opgewonden gevoel van urgentie loop ik met Serge langs de diverse gesloten loketten achter de incheckbalies. Iemand heeft ons het ongeloofwaardige nieuws vertelt: achter de balies, in een verloren hoekje van de hal, is een loket open voor over-bagage, maar ook voor staff-travel. Dat eerste begrijp ik, dat tweede.....? Nou ja, ik begin deze avond al behoorlijk vreemd te vinden en sta nergens meer van te kijken.

En ja hoor, ergens wegedrukt achter balie 14 is een loketje open voor staff-travel. Achter het glas van het loket is een kleine verlichte ruimte met twee vrouwen. Eentje helpt een klant met over-bagage. De andere dame staat, op een been wankelend, een bananenschil onhandig in een vuilnisbak te werpen. Ze is eind veertig, heeft kort, geblondeerd haar en een mager gezicht. Ze krijgt ons in de gaten, trekt een vies gezicht naar de banaan terwijl ze haar tong naar ons uit steekt. Ze komt, niet zonder gevoel voor drama, onhandig overeind en loopt op ons af met een een wat stoute grijns op haar gezicht. Ik weet het meteen en fluister het Serge in het oor: 'Die gaat ons helpen. Dit gaat lukken en ik voel het'.
We vertellen onze nieuwe vriendin het probleem en ondanks het feit dat ze haar aandacht maar moeilijk bij de zaak kan houden omdat ze mij steeds vrolijk interrumpeert met een pesterig commentaartje, heeft ze toch alles gehoord, kijkt wat papieren na - terwijl ze een stukje banaan oncharmant tussen haar tanden vandaan schraapt -  en geeft in no time, met een onverholen triomfantelijke glimlach, een nummer dat we moeten bellen. Haar hele optreden heeft mij enorm gerustgesteld en in een vlaag van sentimentaliteit vraag iik haar naam, want ik wil, als collega, een compliment over haar schrijven. Ze houdt de zaak bescheiden af, maar ik houd halstarrig vol.

Even later, na een succesvol telefoontje met een technisch support-medewerker van God-mag-weten-welke-afdeling, staan we in te checken en lopen tegen het volgende probleem aan. In de Filipijnen heb je geen visum nodig als je korter dan 21 dagen in het land blijft. Maar dat moet je wel met een retour-ticket kunnen aantonen. Onze tickets echter zijn door deze bizarre avond niet uitgeprint. We hebben alleen een instapkaart. Bewijs ontbreekt dus en dat betekent dat je even snel het land weer uit wordt uitgekieperd als je erin gekomen bent. Net op het moment dat ik het meisje achter de bali wil smeken voor ons ergens een print van onze terugvlucht vandaan te toveren, zie ik onze vriendin, met die glimlach die ik nu zo goed van haar ken, op ons aflopen, zwaaiend met een stuk papier. Ze schuift het in mijn handen, wuift een compliment - dat wij nog niet eens gemaakt hebben - van zich af en 'rumoert' hier en daar een grap. 
Hoe het komt weet ik niet, maar opeens vinden haar ogen die van Serge, vullen zich als vanzelf met vocht en komt het hele theater even tot rust. Haar armen vallen langs haar lijf en ze is serieus als ze spreekt. 
'Let maar niet op mij, maar een paar weken geleden is mijn collega, met wie ik al heel lang samenwerk, al jaren eigenlijk, opeens, midden veertig, zo maar tijdens het werk neergevallen. Overleden. Nogal hard aangekomen. En nou komen julie langs, aardige jongens en dan die complimentenbrief. nou ja, let maar niet op mij. Zeg: heel veel plezier en let op jezelf!
Dan zwaait ze de intensiteit van het moment met twee armbewegingen resoluut weg, draait zich om en weg is ze.

Daar sta ik, in een donkere vertrekhal. De tijd rolt zich al de hele avond onvermijdelijk naar dit moment uit; om mij heen en in mij. Dingen versnellen en vertragen. Ik vraag me af waarom ik, in weerwil van wat ik net meemaak, me zo gelukkig en rijk voel. Het is geloof ik inspiratie; voor het leven; voor veelkleurigheid. Omdat de wereld om mij heen bestaat, met al die mensen die ik ontmoet, al die verhalen, op ongwone plekken en momenten. En dat ik dat mag meemaken. Wat een beroep, wat een leven heb ik toch.
En mijn lieve vriend Serge erbij.
En mijn lieve meissie waar ik naar op weg ben.

We gaan naar de gate, krijgen twee prima stoelen en vliegen naar Manila, waar we in een buitenwijk van de gekte die Manila heet, Giean, die niets weet van onze veranderde reisplannen, de lazerus laten schrikken als we haar opwachten bij haar werk.

Onze vakantie kan beginnen.

Wednesday, November 6, 2013

Multi-culti happen!

Binnenkort ga ik voor drie weken naar de Filipijnen. Een bijzondere trip omdat mijn goede vriend Serge meegaat en voorgesteld wordt aan de vader van Giean. ‚De- boezem-vriend-van’ is in de Filipijnse cultuur een heel ding, dus ik kijk er natuurlijk erg naar uit. Maar we gaan ook de eilanden verkennen en daarmee het leukste van reizen doen: lokaal happen!
Onder het motto: ‚het zijn dezelfde moleculen, alleen anders gerangschikt’ beweeg ik mij al zestien jaar etend over het aardoppervlak en kan met recht zeggen dat ik op enkele spinnen, krekels en natuurlijk balut na - zoek het op als je niet weet wat ik bedoel - zo’n beetje alles al het mondje in heb geschoven. Ik leef nog steeds en ben erg blij!
Maar ik ben ook een romanticus. En elke keer, als ik ergens voor het eerst komt, drijft het avontuur mij naar het meest lokale voedsel dat ik maar kan krijgen. En het kan mij niet lokaal genoeg; ik wil de essentie van een cultuur uit elke stuk fruit, vlees of kruid persen en de hartklop van die mensen en hun land in mij voelen en proeven! Zo heb ik op Taiwan, in het mistige hooggebergte, een lokale lunch genoten, die door enkele leden, van de uit twee procent van de bevolking bestaande afstammelingen van de Fiji-eilanden, voor mij bereid werd. Wie eet dat nou als ie daar is? Super-apart, toch? Maar.. ook totaal niet te hakken zo goor. Edoch, ik had tranen van ontroering in mijn ogen. Niet gelogen. Voor geen goud willen missen. Fuck die Chinese dim-sum!
Afijn, omdat ik naar de Filipijnen ga, herinner ik mij dat ik bijna twee jaar geleden bij een bezoek van vier weken op het afgelegen eiland Siquijor, nou precies eens het tegenovergestelde heb geprobeerd! En dat leidde tot een hilarische queeste, die vast nog wel eens gememoreerd wordt door de bewoners aldaar. 

Ik had een opwelling, ingefluisterd door een vriend die verslaafd is aan Schotland en whisky (pleonasme). Opgefokt door zijn fluwelen woorden en wetende dat ik vier weken gestationeerd zou zijn in een slaperig resort aan de kust, kocht ik op de luchthaven van Manila, vlak voordat ik naar Siquijor vloog, een fles whisky voor mijzelf. Dat had ik nog nooit gedaan op een vakantie en ik was zo verguld met deze onverwachte kneuterigheid, dat ik het opeens helemaal voor me zag: wat als ik nou voor de vier weken dat ik daar in dat hutje zat te schrijven, een zo Nederlands mogelijk ontbijt voor elkaar wist te krijgen? Op dat godvergeten eiland. 's Ochtends pindakaas op brood en 's avonds - oké, kleine knieval voor onze westerburen -  Schotse whisky. Dat leek me nou een leuk uitdaging! Zo begon het.

De vraag is: 'kun je op een totaal afgelegen eiland in de Filipijnen een Nederlands ontbijt bij elkaar scoren?' En als ik ‘afgelegen’ zeg, bedoel ik ook afgelegen. Zo’n plek waar je gedumpt wordt op een stil strand; waar het eerste houten huisje langs de weg. met lauwe biertjes en taaie chips, twintig minuten down the road is en een winkeltje met noodles, ice-tea, wasmiddelen en kauwgom niet alleen de enige en echte supermarkt genoemd mag worden op het eiland, maar ook nog eens een half uur rijden is (terwijl anderhalf uur lopen handiger is omdat je blij mag zijn wanneer er uberhaupt een lokale zijspan voorbij komt). Zo afgelegen. Wel, dat is dus niet makkelijk. Je moet er dus de romantiek van inzien. En daarom is het me gelukt. Nou ja, op z’n Filipijns dan.
Mijn ontbijt bestond uit – oke, toegegeven - zelf meegenomen Nederlandse koffie. Verder?
Ten eerste heb ik pindakaas gevonden, geloof het of niet (eet ik nooit, maar het alternatief ter plekke was lokale papaya-moes. Doe jij het?). De eigenaar had zijn nering in een voormalig bushokje op een zanderig stukje terrein langs de kustweg en hij had die pot met pindakaas een paar weken op het keukenplankje zien staan. Hij had meerdere keren aan zijn dochter gevraagd wat het toch was en hoe het daar kwam, maar zij wist het ook niet. Toen ik interesse toonde wilde hij uitleg, maar daar begin ik dus niet aan hè. Pindakaas is Nederlands. Ieder zijn ding. 
Vervolgens vond ik in het dorp een klein winkeltje - gerund door een even mooi, als koppig vrouwtje - waar om onduidelijke redenen een aantal westerse A-merken stonden. De totale willekeurigheid van het inkoopbeleid ontnam mij echter elke logische conclusie waarom dit winkeltje überhaupt bestond, ook omdat de artikelen daar overduidelijk al wat jaren stonden. Ik checkte de uiterste houdbaarheidsdatum van een en ander en wandelde triomfantelijk met een blik ingemaakte kalkoen de deur uit. 
Nog nooit eerder genuttigd -- en ook nooit meer hierna. 
Ik vond bij een stoffig winkeltje in gedateerde doe-het-zelfbenodigdheden vreemd genoeg.. ceddar-cheese uit Amerika (dat is zoute shit waar geen koe aan te pas komt). En, jawel.. marmelade! Maar.. ehh.. ‚light’. (Ja, het bestaat. Het is ook op het eiland aangekomen, heeft vijf weken in de zon gestaan en werd toen aan mij verkocht. Zo smaakte het ook). 
Het meest trots was ik toch wel met, jawel, brood.. sneetjes brood! Verdomd, gevonden! En dat in de Filipijnen, waar je alleen in super-de-luxe cadetterettes in Manila een soort iets vind dat naar brood ruikt, maar alle kanten uit veert als je het met één hand vasthoud. Nee, dan mijn eiland. Dat ging even anders. Ik heb met een stelletje lokalen het jachtseizoen geopend en in een inheems hutje, langs een hobbelig weggetje in het volgende dorp, het enige bruine brood van het eiland ontdekt. De eigenaar keek wantrouwig, het lag er per slot van rekening al erg lang, maar het kon nog net. We hebben de zaak afgezet met prikkeldraad, onder de UN geflikkerd en alleen ik en niemand anders mocht er nog bij komen, resolutie 8.45.9.
Voor het laatste en belangrijkste item had ik subtiele tactieken nodig. Een week lang heb ik zo veel mogelijk lokalen gepest met het feit dat ze op dit exotische eiland, waar de sappige vruchten, als je niet uitkijkt, gewoon je onderbroek in vallen, geen verse sinaasappelsap of überhaupt vers sap hebben. Ze verkopen alleen maar ice-tea! Hier, tussen palmboom en azuurblauw.. Ice-tea! Kun je het geloven? Ice-tea in plastic flessen, ice-tea in kartonnen flacons, ice-tea in in aluminium zakken, vloeibaar, poedervorm, syroop-basis, ijsjes… smaken als perzik, limoen, aardbeien, groene thee, jasmijn, mango, aloe-vera, kokos,..Noem iets eetbaars en Filipino's maken er ice-tea van. De hele archipel is aan de fucking ice-tea. Elke dag die mierzoete troep. Na een week krijg je kiespijn, na twee weken wordt je hyper en na een maand loop je een ziekte op. Afijn, dit pestte ik dus twee weken hun kant uit. Zij schaapachtig grijnzen en dan onverstoord ice-tea aanbieden hè. Ettertjes. Maar ik hield mijn rug recht en toen ik ze er eindelijk onder had hebben ze me, weliswaar schoorvoetend, naar een nog kleiner huisje gebracht. Ditmaal hogerop in de bergen, bij een verlaten schoolgebouw. Een oud mannetje deed open. Hij had een totaal aangevreten gebit. Dat kon de ice-tea zijn, maar ik vermoedde iets anders. En jawel, achter zijn huisje, bij zijn oude geit, stonden en paar pakken ijsblokken tegen de muur in de schaduw. Hoe die daar nou in Godsnaam aankwam, zo hoog in de bergen, was mij een raadsel, maar het ging mij om wat er onder stond. Sinaasappelsap.in vijf oude, plastic 1.5 liter flessen. Ik weet niet waarom die daar stonden en hoe lang al, maar ze waren van mij.

Vier weken heeft deze jongen dus een soort kopie van een een Nederlands ontbijt in zijn koelkast gehad. Was het te doen? Wel, alleen de koffie ging op. En o ja, het brood ook, al bleef het behelpen (alleen een spons is flexibeler). Omdat ik zo verguld was met het vinden van ingeblikte kalkoen heb ik die smerigheid pas halverwege mijn vakantie weg geflikkerd. De cheddar is een keer per ongeluk een dag buiten de koelkast gekomen (weet je dat je dan trouwens gesmolten plastic krijgt?) en de marmelade - dat had ik kunnen zien aankomen -  liep op een dag uit zichzelf mijn hut uit. 
En die sinaasappelsap? Dat bleek gewoon ice-tea.. met sinaasappelsmaak. Dit is niet gelogen. Stelletje dieven.