Monday, December 14, 2015

Space Odyssee

Juristen, miljardairs, idealisten, space-cowboys, regeringsleiders en wetenschappers, ze lopen zich allemaal warm, want we gaan naar Mars! En dat niet alleen. We gaan ook edelmetalen en water winnen op asteroïden en een groot internationaal complex op de maan opzetten. Afgelopen 6 december was het te zien in 'Tegenlicht'. Binnen nu en tien jaar verlaten we de planeet.
Is dit een finale stap in de evolutie? Nee hoor, de aarde was slechts voorbereiding.

In  '2001: A Space Odyssee' gebruikt een prehistorische aap voor het eerst een bot voor moord. In een roes van machtswellust gooit hij het tot wapen getransformeerde bot omhoog. Het ding tolt rond en wordt in het volgende shot een draaiende satelliet in de verre toekomst. Het genie Stanley Kubrick toont hiermee niet alleen de wil van de mens om materie naar zijn behoefte te transformeren, maar ook waar dat onvermijdelijk toe leidt. Vanaf het moment dat onze voorouders als eencelligen gaan krioelen is het wachten op een ruimteschip. 

Wat wij hier doen op deze planeet is ėén ding en één ding alleen: invloed uitoefenen op materie en het vervolgens transformeren in iets anders. Ik type dit stukje in een cafe en kijk om mij heen. We maken van bomen meubels, van mineralen glaswerk, van planten suiker, van koffiebonen drank en van olie en hars verf. We maken van lucht, kaakspieren en onze tong een taal, van twee lichamen een kind en moederlijke aandacht zorgt, via de door haar gebaarde kinderhersentjes, voor toekomstige kunstwerken of een atoombom. Door complexere toepassingen maken we van aardolie plastic, van elektriciteit en magnetisme, geluid en beeld en van een werkelijk duizendvoudig keten van transformaties wordt uiteindelijk een computer gemaakt, waar ik op dit ogenblik gevoelens en ideeën instop. 
Om de betekenis van dit alles te onderzoeken, transformeren we riet in boeken, rozenbladeren in wierook, bijenwas in kaarsen, katoen in gewaden, verlangens in een kathedraal, wijze mannen in heiligen en wordt God mens.
De planeet is een alchimistische kookpot en nu schiet onze wil door de dampkring heen.

Over een paar decennia leven onze kinderen in de ruimte en vinden het vreemd dat we ooit een verschil voelden tussen onze planeet en de kosmos. Hun kinderen zullen dat verschil niet eens meer begrijpen. Ze zullen wat we deden op die mooie, blauwe planeet zien als een nobele en verwarrende beginfase. Ze zullen daar - waar 'daar' ook is - in een als maar toenemend tempo verdere transformaties toepassen. Tot deze transformaties zichzelf gaan transformeren en deze zich op hun beurt afvragen waarom we ooit een verschil voelden tussen onszelf en materie.




Monday, November 16, 2015

Spectre / James Bond

In de nieuwste Bond-film Spectre, wordt een beangstigend en actueel doem-scenario, de groeiende macht van internationale veiligheidsdiensten en de daaruit voortkomende bedreiging voor democratie, volledig verkeerd uitgewerkt in een onevenwichtige productie. Bond zelf lijkt de hoofdschuldige in dit drama. Waar hij in Casino Royal, ontdaan van de oubolligheid van zijn voorgangers, nog authentiek van leer trekt tegen de slechteriken verzuchten diezelfde slechteriken, nu met rust gelaten door een introverte Bond die op zoek is naar zichzelf; Bond, je bent passé. 

De reden van de mislukking is, denk ik, dat het team achter Bond in een existentiële crisis zit. Hoe moet het sinds de val van de muur verder met het mannetjesdier Bond? Sinds Roger Moore wordt er geëxperimenteerd met verschillende Bonds en pas met Casino Royal werd de oplossing gevonden. Craig vertegenwoordigde Bond 3.0; hard, naïef, zonder sentiment en...een geheimzinnig verleden. Gelukkig hielden de scriptschrijvers zich aan de eerste regel in hun vak: niet lullen maar actie! Dus we kregen niet het verleden zelf, maar de acties die voortkomen uit de psychologie van dat verleden te zien. Dat maakte van Craig een echte, eerlijke Bond.
In Skyfall echter vielen de makers voor de verleiding om dat verleden van Bonds wel onderdeel van de verhaallijn te maken. En wel heel dominant. Daarmee kreeg Bond het druk met zichzelf en het rondzwemmen in de relikwieën van dat getroebleerde verleden. De kijker kreeg er weliswaar een indrukwekkende film, maar ook een actie-loze held voor terug. Tijdens de productie van  Spectre, zo stel ik me dat voor, ging men zich achter de oren krabbelen. Zo kon het niet doorgaan. Bond als psychologische drama? Dat kan niet. En toen maakte men een uitglijer die werkelijk een kapitale fout genoemd kan worden. Men haalde de Bond cliché's weer van stal. Met alle flauwigheden erbij. Terug naar de wenkbrauw van Roger Moore en een bad guy in een functieloos, afgelegen complex.
En dat is Spectre geworden. 
Maar het is niet alleen een terugval naar de oubollige clichés, waarmee Craig - overduidelijk vermoeid acterend btw - tussen de wrakstukken van een dwingende traditie door pief-paf-poeft. Het is ook een ongebalanceerd script, waarin de strijd tussen een actieve en passieve Bond onvakkundig wordt uitgevochten en verder een tergend lome edit - dat wordt geen oscar deze keer.

Een lachende derde in dit drama zou diezelfde internationale veiligheidswereld kunnen zijn. Waar deze mega-blockbuster bewustzijn voor dit gevaarlijke fenomeen had kunnen oproepen bij een naar orde en veiligheid snakkende wereldbevolking, gaat de behoefte aan een kritische beschouwing van deze wolf in schaapskleren in rook op. Immers, wie na Spectre nog beweert in zo'n internationale dictatuur te geloven, zal met de bespottelijke beelden van deze film in het geheugen ironisch glimlachen en zeggen; 'Nou, dan stuur je daar toch gewoon James Bond op af!'

Elvis Presley

Niet zo lang geleden heb ik met twee vrienden Graceland in Memphis bezocht. Een bezoek aan 'The King'. Ik verwachtte een commercieel circus op zijn Amerikaans. Maar in plaats daarvan werd mijn bezoek de ontdekking van een bewondering. Een bewondering voor Elvis.

Elvis Presley is met Martin Luther King Memphis' meest beroemde inwoner en Graceland het meest beroemde adres. Maar in een verloren buitenwijk met vervallen pakhuizen staat een onopvallend small pandje dat pas echt legendarisch is: Sun Studio. 
Sun studio werd begin vijftiger jaren opgericht door Sam Phillips. In het nabijgelegen Beale Street zag hij hoe je letterlijk de ene werkeloze, getalenteerde zwarte muzikant na de ander van straat kon plukken. En dat deed hij. Het succes van zijn studio trok, naast legendes als B.B King, Junior Parker en Howlin' Wolf, als vanzelf ook witte artiesten aan. Zo ook een schuchtere jongen van achttien met een gouden stem en kuif. Elvis's briljante stemgeluid en talent voor entertainment waren de katalysatoren die de in het zuiden van het land opborrelende nieuwe muziekstijlen het wereld-podium gaven dat zij verdienden. Muziekstijlen die Amerika zijn oorspronkelijke stem zouden geven. De onstaansgeschiedenis van de rock and Roll in onder andere Sun Studio wordt nog steeds gememoreerd tijdens een indrukwekkende toer, waarbij een bezoek aan de wereldberoemde studioruimte zelf het ontroerende hoogtepunt vormt.

Ik dacht na mijn bezoek aan Sun Studio het hart en de ziel van de ambivalente Elvis te pakken te hebben. De man met de liefde voor de zoetsappige ballad, die vervolgens, in dat kleine studiootje, opgezweept door die grote zwarte muzikanten boven zichzelf uitsteeg en inspiratie teruggaf aan een nieuwe generatie muzikanten. En die daarna terugviel in de verleiding van diezelfde zoetsappige ballad en uiteindelijk aan pillen en verwarring ten onder zou gaan.
Ik had niet gedacht dat een bezoek aan Graceland dat ambivalente, maar ook  treurige verhaal zou evenaren.

Ik stond voor de mansion en die was veel kleiner dan ik dacht. Ik had mij voorbereid op grootse edel-kitch en schreeuwerige entertainment. Maar het kleine Graceland is bijna sober. Het was niets meer en niets minder dan een landhuis. Een toevluchtsoord voor een opgejaagde superstar. Een gevangene die een dode moeder verafgoodde, een inwonende oma adoreerde, een gierige vader werk verschafte en het ene na het andere veel te jonge vriendinnetje gebruikte ter bevestiging van zijn onvolgroeide persoonlijkheid. Maar de man die ik tot dan voornamelijk zag als de 'liedjes-van-anderen' zanger en in wie ik nooit een eigen creatief vermogen had vermoed, bleek tot mijn grote verwondering een onmiskenbaar talent te zijn op het gebied van interieur ontwerp. Ik heb nog nooit zo'n mooie en bonte verzameling van thema-kamers gezien, allen ontworpen door Elvis zelf, met zo'n uitmuntend scherpe en geraffineerde stijl qua kleuren en meubelen. En opeens kwam zijn artistieke loopbaan, met die korte, wereldberoemde piek, in een heel ander licht te staan. Later liep ik in de serene tuinen om het landgoed heen, langs de paarden, de bloemenperken en een schitterend door Elvis ontworpen sportgebouw. Ik kon niet geloven dat hier, aan het eind van zijn leven, een dikke, vermoeide man rond liep die helemaal op was. 

Aan het eind van de toer stond ik bij zijn graf. Ik was ontroerd omdat ik voelde dat hier iemand lag die zijn schitterende talent voor muzikale interpretatie, kleuren, vormen en menselijk contact verwaarloosd had. Wellicht had het hem aan intellectuele spankracht ontbroken om goede keuzes te maken, keuzes die hem hadden kunnen voeden in plaats van kapot maken. Het talent zonder geestelijk fundament. Een vlam die bij gebrek aan brandstof slechts kort brandde. Een man die muzikale leermeesters had kunnen gebruiken en in plaats daarvan geldvretende ja-knikkers had die hém gebruikten en zich inkapselde in een conservatieve cocon, tot de dood erop volgde.

Elvis had zoveel meer kunnen zijn. En de adoratie die hem nog steeds ten deel valt, is wellicht minder gericht op wat hij presteerde, dan op wat hij representeerde, of nog treuriger, wat hij had kunnen zijn.


Friday, November 13, 2015

Er Zijn



Een goede vriendin van mij is filmmaker. Recentelijk noem ik haar trouwens liever kunstenaar. Alhoewel 'levenskunstenaar' nog beter past, gezien haar laatste project. Ze heeft mij en een heleboel andere mensen gevraagd om een geluksmoment in te spreken op haar voicemail. Daarmee gaat ze, naar eigen zeggen, een ‘sterrenhemel’ aan geluksmomenten op internet creëren.

Haar vraag is een moment te beschrijven dat ik, indien ik eeuwig kon bestaan, voor de rest van dat bestaan zou willen herhalen. Eeuwigdurend geluk.. Een boeiende maar lastige vraag. Een confronterende ook. En.. hij plaatst me voor een probleem. Wil ik geluk wel eeuwig herhalen? Geluk is toch afhankelijk van de tijdelijkheid van een toestand?

Er zijn wel geluksmomenten in mijn leven die ik veel langer dan mogelijk zou willen laten duren. Een van die momenten is wanneer ik voor de tweede keer in Japans ben om de beroemde, cirkelvormige Buddhistische pelgrimage OHenro,  een tocht langs de kusten van het eiland Shikoku te lopen. Acht weken op stap, twaalfhonderd kilometer schitterend natuurschoon, achtentachtig indrukwekkende tempels om te bezoeken en te eren, kamperend langs de weg, wassend in openbare toiletten en etend op parkeerplaatsen voor supermarkten. Acht weken van totale vrijheid en confronterende eenzaamheid. 
Bij de eerste tempel loop ik de poort uit en zet mijn voet op de stoeptegels langs de straat. Ik zet daarmee mijn voet 'in' de tocht, in de energie. Ik weet dat die saaie straatweg, die voor mij ligt, het begin en het einde is van een onvergetelijke reis die duizenden japanners mij al eeuwen zijn voorgegaan.

Het moment net voor die stap..
Dat is een onvergetelijke gelukservaring.

Maar wil ik dat moment eeuwig herhalen? Nee. Het geluk van dat moment is juist afhankelijk van zijn tijdelijkheid, van hoopvolle verwachting en intens vredige overgave tegelijkertijd.
Heb ik dan geen geluksmomenten die ik eeuwig zou willen herhalen?

In een interview in De Wereld Draait Door zegt Jan Mulder dat hij graag eeuwig zou willen leven. Tafeldame Hanneke Groenteman reageert daarop dat zij de dood en de tijdelijkheid nodig heeft om het leven te waarderen. Zonder dood geen levensgeluk. Jan Mulder reageert daarop typisch Mulderiaans - grappend en bloedserieus tegelijk - dat hij de dood helemaal niet nodig heeft om het leven te waarderen. Hij vind het leven één groot feest en verheugt zich elke dag weer op alle dingen die hij mag doen. Hij heeft de dood niet nodig. Hij wil hem niet! Hij wil eeuwig genieten van elke dag!

Ik voel in weerwil van dit naïeve verlangen een hartstochtelijke verwantschap met de woorden van Jan Mulder, omdat ik nog nooit in mijn zesenveertigjarige leven een dag heb gehad dat ik zonder zin 's ochtends opstond. Dus mijn antwoord op de vraag welk geluksmoment ik eeuwig zou willen herhalen is dan ook niet een enkele gebeurtenis, het samenzijn met mijn geliefde, mijn familie, het bereiken van een specifiek doel of.. één enkele stap op een Japanse straatweg. 

Mijn geluksmoment dat ik eeuwig zou willen herhalen is het leven zelf. Mijn geluksmoment is: er zijn.

Wednesday, September 23, 2015

De Keukenterrorist

Vorig jaar immigreerde mijn lief vanuit de Filipijnen naar Nederland en trok bij mij in. Zij dwarrelde rond in mijn kleine, man-alleenige sfeer, wierp hier en daar, zeker niet al te dominant, wat make-up onduidelijkheden neer, deelde wat zeepjes en mysterieuze potjes uit over de badkamer en veranderde zo mijn appartement in een licht-rommelig, gezellig nest. Ons nest. De keuken werd tot wat het momenteel - en tot mijn grote genoegen - is; een voortdurend strijdgewoel van 'redelijk' gedeelde culinaire intenties. De koelkast puilt uit van ‘restjes’ en de continue migratie van kleding, papieren, boeken en kussens naar nabijgelegen banken, over de vloer of richting andere ruimtes, is pas na een paar maanden samenwonen eindelijk redelijk in bedwang. Ach, het appartement is te kleine, maar wanneer financiën weer op orde zijn kunnen we groter.
Er zijn tijden in mijn leven geweest dat de man die ik toen was deze verontrustende curve van fysieke en daardoor mentale anarchie helemaal niet aan had gekund. Maar ik passeer de laatste tijd de dunne grens tussen oude angsten en nieuwe inzichten en moet onwillekeurig terugdenken aan een stuk of wat vrouwelijke wezens die gedurende mijn leven dachten een relatie met mij te hebben, of dachten er een te krijgen. Dat hadden en kregen ze niet want in feite waren ze in gevecht met een terrorist, in mijn hoofd, een control-freak, eentje die zich helemaal niet tot de orde liet roepen. 
De volgende anekdote gaat niet over de eerste, maar wel over een van de belangrijkste vrouwen die een aanval op deze terrorist waagde. Eentje die gezegend was met humor, het ongewilde, maar ook broodnodige broertje van angst. Iemand aan wie ik veel te danken heb.

Veertien jaar geleden, ik was toen eenendertig, trok mijn ex-vriendin bij mij in nadat we elkaar slechts zes maanden kenden. Om met Jiskefet te spreken, ik schoot vanuit stilstand in een paar seconde zo’n driehonderd meter de lucht in en had opeens een vrouw in mijn huis. Alles in dat huis verliep volgens vaste rituelen. Mijn rituelen. Ik was zo’n typische hard-core, long-term single, die alles onder controle had. Die aandoening had ik niet helemaal uit mijzelf ontwikkeld, maar ik was er met mijn eenendertig jaar wel zelf verantwoordelijk voor. Ik kwam, ik overdrijf niet, redelijk getraumatiseerd uit de ‘gelijkheids-terreur’ van de late 70s en 80s gerold en had als een van die vele mannelijke schipbreukelingen, na drie feministische tsunami's - met ook nog eens een totaal gebrek aan een gezond tegengeluid - geen flauw benul waar in mij precies de ‚holbewoner’ zat. Ik bedoel: ‘de man’, de hufter, het grote kind, de aanhankelijke, de loner met mysterieuze blik. Waar vrouwen wee in de benen van worden. 
Dus mijn ex had haar bagage nog niet neergezet of ik begon mij als een bezetene met de inhoud te bemoeien; ik begon voor haar te zorgen. En zij? Zij was slim, zoals vrouwen dat zijn als het om de holbewoner, of de ‘holbewoner-die-zijn-hol-niet-heeft-gevonden’ gaat. Zij namelijk..wachtte. Wachtte tot ze tot de aanval kon overgaan. Dat duurde meer dan een jaar. Daarbij liet zij de natuurlijke ontwikkeling van intimiteit en vertrouwen zijn werk doen, want het enige dat het een terrorist ontbreekt, denk ik, is intimiteit en vertrouwen. En dat wist mijn ex (ze is speltherapie voor kinderen gaan studeren, dus wat wil je)
"Dat verwijfde gedoe in die keuken, dat kan echt niet meer", moet ze op een gegeven moment gedacht hebben. Dus ze plande een offensief.  Ze begon met een klein - om in de keukensfeer te blijven -  'aperitief', En dat aperitief werd mij, toen ik een keer ‘s avonds laat terug kwam van een vriend en mijn ex lag te slapen (of zich te verkneukelen), subtiel in mijn gezicht gewreven. 
Je moet weten, ik had in die tijd de ridicule neiging om vieze vorken en messen op de rand van de gootsteen te leggen, met het vieze gedeelte 'zwevend' boven de gootsteen-rand. Ja beste mensen, I know..I know.. hoe kòmt  ie eraan. De rationalisatie van de keukenterrorist in deze is echter: in de gootsteen leggen betekent dat het mes en de gootsteen, beiden van metaal, uiteindelijk veel krassen oplopen en op het houten keukenblad leggen betekent onherroepelijk rotting van het blad. (Dit bleek later overigens waar toen ik al lang genezen was)
Afijn, ik kwam die keuken in, deed het licht aan en tot mijn grote verbazing lag ons volledige messen, vorken en lepelbestand in een perfecte kring op de rand van onze ronde gootsteen uitgestald. Als een metalen zonnetje. keurig op de manier zoals ik dat graag zag. ik keek ter plekke in de spiegel en besefte de boodschap. ik schoot in de lach en sliep die avond in, naast mijn zeer tevreden ex, met de gezegende rust van de net ontwaakte.
Een paar weken later vond mijn ex het tijd voor het 'hoofdgerecht' van haar offensief.
Op een avond waren de kaarsjes aan, de muziek zacht en de sfeer relaxed. Zij wist dat dat het moment was om een romantische, maar eigenwijze man voorgoed van zijn obsessie te genezen. We hadden net gegeten en in de keuken stond een grote vaat. De kaarsjes en al die andere wee-knieende elementen hadden hun werk gedaan. We keken elkaar verlegen aan want er hing intimiteit in de lucht. Hoewel al in het schemergebied tussen ziek en genezen, overzag ik de vaat aan de ene kant en het kronkelende lijf van mijn ex aan de andere kant en koos zonder na te denken voor oude stabiliteit en sprak deze absurde woorden:
'Nog even de vaat doen, hoor'. 
Welke gezonde vent zegt in godsnaam zoiets achterlijks als er een opgewonden vrouw in zijn kamer rondhangt? ik dames en heren, veertien jaar geleden.
Mijn ex keek gelukkig door mij heen zoals, wederom, alleen een vrouw dat kan en zette gewoon haar ogen op soft-tone, kronkelde zich naar mij toe, stak haar hand uit, trok hem plagerig weg - afijn, u kent de hint -  liep heupwiegend naar de trap en legde hem, met een lage stem, rustig in doel: 
'Wij gaan naar boven’.
Ze keek me niet eens aan toen ze omhoog liep.
Ik herinner mij dit moment nog als de dag van gisteren. Er vond kortsluiting in mijn bedrading plaats. Ik keek naar achter, naar de dertig jaar dat ik op deze planeet rond liep en zag een oude, stoffige weg. Een weg die ik zo vaak bewandeld had en zo goed kende, een weg die geen verassingen meer kende. Op die weg liep een blonde, eenzame jongen, sloffend in zijn zelfgecreëerde, saaie hel. Naar voren kijkend zag ik echter een onoverzichtelijk stuk terrein, met hobbels en ongemakkelijkheden, met verwarrende valkuilen en vooringenomen gevoelens aangaande stabiliteit en balans. Ergens in mijn hoofd zei een stem - was het de terrorist zelf? -  dat niets zo goed zou zijn voor mij als het Experiment, de Poging, het Avontuur. Dit ging verdomme niet over een vieze keuken, dit ging over mijn verder leven!
Ik volgde mijn ex naar boven...
De volgende dag scheen de zon en gaf mij meer warmte dan zij eigenlijk deed. Ik liep naar beneden en overzag de volle-vaat keuken. Waar normaal de wereld zou vergaan door dit vreselijke scenario, draaide hij nu gewoon door! Er was niets aan de hand! Ik liep door de keuken heen naar de wc; nog niks aan het handje. Vervolgens luierden mijn ex en ik ons, met die vuile vaat nog beneden,  door een ontbijtje heen, hadden een heerlijk nietszeggend gesprek op het balkon, maakten wat plannen voor die dag en o ja, we deden even de afwas ‘tussen neus en lippen door'. 
Vanaf die dag was ik genezen, werd de vaat niet voor of na het slapen gedaan, maar wanneer het uitkwam, wanneer het gewoon toevallig nodig was, of wanneer de aanwezigheid van fruitvliegjes het inzicht gaf dat je ook kunt overdrijven.

En nu ben ik hier, 2015 en wonen mijn Mahal en ik samen. Ik mag denk ik zeggen dat ik voor een groot gedeelte af ben van mijn controllers-gedrag in de keuken. Desondanks raast in de krochten van mijn brein nog steeds mijn terrorist. En om het even hoe ik mij voel, laat hij van zich horen. Maar er is iets veranderd. Soms mag ik hem namelijk best wel, mijn keukenterrorist. Hij kan best grappig zijn met dat gestier en niet zelden moet ik om hem lachen. Het punt is, wat ik ook doe, ik kan hem toch niet stoppen. Hij is een terrorist en die raast nou een keer. Een terrorist doet niet aan Zen.

En mijn lief? Die klaagt niet. Koken met mij zonder dat zij het gevoel heeft op strafkamp te zijn, op dat punt ben ik al. Ze vind het zelfs leuk!

De Universele Rechten van Robots

'Mark my words...de eenentwintigste eeuw wordt de eeuw van de universele rechten van dieren en robots'.

Ergens een jaartje of vijftien geleden was ik dronken en sprak deze woorden op een te laat feestje. De volgende dag, nuchter, vond ik het nog steeds. Nu, vijftien jaar later, is het volgens mij zover en vind ik het zelfs crimineel om het na te laten. In de hele wereld nemen robots steeds meer ons werk over en worden het steeds intelligentere systemen. Het duurt niet lang meer of ze evenaren ons in menselijkheid. In landen als Japan en Korea trekt men de conclusies die daar bij horen en is men dicht bij de acceptatie van robots als bewuste ‘wezens'.
Deze robots-burgers..... Wát zijn dat eigenlijk? Mensen, maar dan met minder hersenen? Of kinderen? Dieren wellicht? Wel, de vraag wàt ze zijn is eigenlijk al verouderd. Die vraag is gebaseerd op een zoektocht naar het wezen van de mens. Maar met de dood van onze oude God, onze ziel en andere spirituele inhouden is die zoektocht voorlopig afgerond. De mens is nu een goed geoliede machine. En laat de robot dat nou ook zijn! Maar dat wij toch graag een onderscheid blijven behouden tussen die ene goed geoliede machine, de mens, en die andere goed geoliede machine, de robot, is een westerse 'brain-fart' waar ze in Azië om lachen. Die Westerlingen en hun idee van individualiteit, hoor je ze denken. In Azië lijkt men zich niet bezig te houden met de vraag 'wat' een robot is maar hoe hij past in de samenleving. ‘Wie’ hij is.
En daarmee verlaten we de discussie over verschillen en nemen we een volgende stap, de vraag aangaande rechten en plichten. Want waarom zou anorganisch leven geen rechten en plichten hebben? Typisch westerse vraag, zeker geen Japanse, want in Japan is de bezieling van een object niet gebonden aan de substantie waar het in zou leven, maar is de ziel datgene dat de relatie tussen twee objecten bepaalt. En of dat object van plastic of van eiwitten is, is totaal niet relevant. In mijn ogen een prikkelende en vruchtbare gedachte.
Wij hebben de robot uitgevonden en we laten hem zichzelf ontwikkelen. Daarmee hebben we iets uitgevonden dat aan onze vertrouwde opvattingen over 'wat is de mens' knaagt. We hebben er bijna zelf om gevraagd. Willen we soms onbewust verrast worden met een nieuwe uitdaging van ons bewustzijn? De oude gepersonifieerde God is dood en de nieuwe, een soort van onduidelijke kracht die in alles zit, heerst niet meer over ons. Wij heersen nu over wat ooit ‘zijn werken’ waren. We worden niet meer bezield door God, maar wij blazen het goddelijke in het dode.
En die daad heeft consequenties voor onze verantwoordelijkheid, want wat je volgens je eigen definitie verlevendigd, heeft dus een bewustzijn.

Zometeen lopen deze nieuwe burgers door huiskamers, ziekenhuizen, fabrieken en openbare ruimtes, kijken ons aan, lachen, hullen en hebben met ons een gesprek over Schopenhauer (dat moet hun God zijn, dat kan niet anders). Hebben deze machines recht op comfort? Een  huis? Wat zijn hun plichten? Krijgen ze salaris en moeten ze belasting betalen? Hebben ze recht op een godsdienst? Mag je seks hebben met ze hebben?
Of.. een kind?

Het wordt tijd dat al deze rechten en plichten ondergebracht worden in een universeel document.


Hotel Lobby

Hij zit in een sjieke hotel-lobby, ergens in China. Hij is begin vijftig, licht kalend, reist veel over de wereld en zit graag in hotel-lobby’s. Ze hebben een bepaalde geur. Iemand anders herkent de geur van zijn kantoor, zijn computer, of de geur van een collega's parfum. maar hij heeft geen kantoor of vaste collega’s. Hij herkent de geur van hotel-lobby's. En het maakt hem soms weemoedig, want hoe ouder hij word, hoe meer het opvalt dat de geur van hotel-lobby’s nooit verandert, maar hij wel.

Deze lobby is gebouwd op een lichte verhoging in het midden van de grote hal en wordt door een statige wenteltrap van de hoofdingang gescheiden. Zoals vaak bij 'China's sjiek' is de inrichting wat  ‘belegen’. Muren, fauteuils, lampen, zijn hoge stoel van dik stof, het dikke tapijt.. alles is van een wat ouderwets zilver-geel en bruin. De wanstaltige grote kroonluchter bestaat uit een heleboel glazen buizen. Maar deze hotel-lobby is toch precies wat hij graag wil. Een hotel-lobby moet niet mooi zijn, maar vertrouwd.
Hij bestelt koffie. Er is niets heerlijkers dan koffie bestellen in een hotel-lobby. Er komt een glas water bij en soms ook koekjes en het arriveert allemaal hier, op zijn kleine eilandje. Buiten regent het hard. Binnen is het warm.
Het defuse geroezemoes van het hotel slokt hem langzaam op. Er lopen mensen af en aan door de ingang, langs hem heen naar de receptie aan de andere kant. Men checkt in en men checkt uit, men loopt naar de liften of gaat lekker eten in het open restaurant achterin. De wereld om hem heen passeert en hij, in zijn hoge fauteuil, neem er geen deel aan. Hij observeert.

Het barmeisje heeft een mooi, strak pakje aan, het haar omhoog gestoken en ze heeft een professionele glimlach op haar Chinese gezichtje. Na een kwartier komt haar vertrouwde gezicht aan zijn tafel vragen of alles naar wens is. Hij glimlacht mild maar ziet dan dat er een heel ander meisje in dat groene pakje zit. Het valt bijna niet op. Een hotel-lobby verandert namelijk nooit. Ook als hij over een maand weer op bezoek komt, zullen deze meisjes met een zelfde haardracht en pakjes achter de bar werken en zullen hem op precies dezelfde manier gedag zeggen. Over een paar jaar kom hij weer in het hotel en staan er meisjes te werken die hij niet kent. Ze zijn even jong. zeggen vast hetzelfde gedag. maar hij is ouder. De geur in de lobby zal hetzelfde zijn en vertrouwd. O, zijn eigen, wollige lobby. Maar ergens voelt hij ook wel dat hij zichzelf bedriegt. De geborgenheid zal komen van herinneringen, niet van de lobby zelf. De lobby is van iedereen.

Jaren later, hij is dan tegen zijn pensionering aan en kaal, zal hij weer in zijn lobby zitten; koffie, koekje, water. De lobby ruikt natuurlijk hetzelfde en hij herinnert zich de warme gevoelens van huiselijkheid in een tijd dat alles nog nieuw was voor hem. De meisjes zijn weer hetzelfde, maar ze zeggen geen gedag meer en kijken op hun smartphone. Pas als hij gedag zegt schrikken ze en toveren een glimlach tevoorschijn uit oude tijden. Speciaal voor hem. Hij gaat dan zitten en heeft een korte, heftige herinnering aan de man die ooit jong was. De meisjes die hij nu ziet zijn dan vast getrouwd en hebben kinderen. Ze doen vast ook ander werk, zijn vooruit gegaan. En hij? 

Hij zit nog steeds in zijn lobby en houd zich vast aan wie hij was.

Saturday, September 19, 2015

Gestopt met Facebook

Sinds een paar weken ben ik van Facebook af.
Kent iemand de poppenfilm 'The Dark Cristal’, waarin een gedegenereerd volk van aliens in rolstoelen leeft omdat hun benen na generaties doelloos rondhangen verschrompelde stompjes zijn geworden? Wel, dat was ik, nog geen paar weken geleden. Maar dan qua zintuigen. 
Nu zie ik weer zon, regen, kunst en mensen om mij heen.

Vanwege een lange afstandsrelatie ben ik ooit, vijf jaar geleden, blijven ‘plakken’ op Facebook; ideaal voor zo'n situatie en wellicht de redding. Maar toen mijn lief vorig jaar naar Nederland immigreerde was het ‘plakken tot een dwingende gewoonte uitgegroeid en bleef ik.
Door mijn grote liefde voor globalisering en afkeer van mainstream media zag ik Facebook ooit als een schitterend palet van connectivity en inspiratie voor de hele wereld. Elke dag was er een keur aan internationale berichtgeving, allemaal van en door mensen zelf - dacht ik - en allemaal ongefilterd - dacht ik ook. Ik smulde. De hele wereld kwam binnen!. 
Maar het ging knagen..
Een groeiende gevoel van leegte nam bezit van me. Het sloop er langzaam in. Alsof ik iets essentieels miste terwijl ik toch zoveel kreeg. Ook voelde ik een soort lamme druk achter mijn ogen, in mijn brein, elke keer dat ik dat scherm aanzette, alsof iemand met een plastic hamer op mijn hoofd sloeg. Een alarm, maar als een lullige ballon. Eentje die niet genoeg schade aanricht. Ik las geen boek meer, mijn zicht werd slechter. Ik kwam de deur niet uit en deed geen poging meer iets creatiefs te produceren. Om een lang verhaal kort te maken, twee weken geleden was het zover, ik stopte na zes jaar met Facebook. Het ging geruisloos; ik was er zwaar aan toe. 
Maar de leegte, die ik tot dan toe had gevoeld, bleek helemaal niets te maken te hebben met de afwezigheid van iets essentieels. Het was erger. Het was de ‘aanwezigheid’ van iets onhutsends in mijn lijf.

Het begon al een paar uur na het verwijderen van mijn account. Ik liep in een leuke buurt, in het buitenland, en dacht al niet meer aan mijn stoere daad van die ochtend. Maar gaandeweg de wandeling merkte ik een vreemde verschuiving in mijn waarneming. Ik zag bijvoorbeeld een leuke tekst op een winkelruit en greep zoals altijd naar mijn camera. Echter, na een korte aarzeling stopte ik hem weer in zijn houder. Verderop zag ik een mooie, zandere zijstraat. ‘Even laten zien waar ik op de wereld ben!’ dacht ik, maar besefte dat ik niemand had om het aan te laten zien. Vervolgens zag ik een hele oude dame in een hip cafeetje, samen met een kleine meisje. Twee mensen in tedere verbazing om elkaar. Ik besefte dat dit een ontroerend moment was en wilde het delen.. Maar dat kon niet meer. 
Ik was van Facebook af. 
In eerste instantie dacht ik dat ik een hinderlijke gewoonte moest afleren; alles wat ik zag maar steeds moeten delen op Facebook. Maar er volgde een gedachte die ik bedenkelijker vond; ik had het gevoel dat mijn waarnemingen geen zin hadden. Wat mijn waarnemingen zin gaf was het effect dat zij hadden op anderen, niet het gevoel dat ze mij persoonlijk gaven. Hoe zat het eigenlijk met mijn gevoelens?

Die avond keek ik mijzelf aan in de spiegel van mijn hotel kamer en voelde me alleen. Ik keek mijzelf aan en zag vermoeide ogen, met randen er omheen. En toen schrok ik van de volgende gedachte:
'Waarom zou ik überhaupt nog waarnemen als ik het niet kan delen?'
Deze gedachte, die wel een doodswens leek, terwijl ik niet dood wil, ontkrachtte mij ter plekke. Ik voelde me leeglopen en viel bekaf in een stoel.

Al een paar jaar verrast niets mij meer. Ik wijt het aan mijn reizende bestaan met te veel indrukken. Ik wijt het aan een midlifecrisis, of een geestelijke crisis, omdat ik op creatief vlak nog niet mijn ei heb gelegd. Maar ik wijt het niet aan het meest vanzelfsprekende. Namelijk, dat ik al jaren niet meer voor mijn eigen behoeftes waarneem; voor mij eigen gevoel, plezier, verwondering, ontroering, begrip, motivatie, creativiteit. Nee, dat ik waarneem voor anderen. Ik internaliseer mijn waarnemingen niet meer, herkauw ze niet en laat ze niet meer groeien tot iets authentieks. Nee, ik parkeer mijn waarnemingen direct op Facebook, krijg er daar volop erkenning voor en de genoegdoening die dat geeft verwar ik met de sensatie die de oorspronkelijke verwondering had kunnen geven. .
Jaren lang besmette ik de meest heilige momenten van de dag - het opstaan en naar bed gaan - met het uitbesteden van mijn zintuigen aan een syseem dat 'levert', maar mij niets 'geeft'. Die magische dagdelen, waar reflectie en voornemens zich kunnen afwikkelen en hoop en zin voor de dag geven, waren vervangen door 'instant' kopieën op een zichzelf repeterend platform.  'Iets' - nog niet door filosofen, psychologen, sociologen beschreven voor zover aan mij bekend is - was in mij gekomen en verving het gezonde consumeren van mijn eigen verwondering, misschien wel van 'mijzelf'.

Nog geen twee weken weg van Facebook begint langzaam het herstel van mijn zintuigen. Er zijn prikkels die ik herkauw, er is een voorzichtige terugkeer van het kijken om het pure kijken en nieuwe, gewaagde initiatieven dringen binnen als regen in uitgedroogde aarde. 

Monday, May 18, 2015

'Huh, welke blog?'

Laatst was ik verontwaardigd over iets en schreef een blog. Ik wierp niet een nieuw licht op de betreffende zaak, maar verwoordde een al langer bestaand gevoel. Toevallig kwam mijn blog een grote groep lezers onder ogen die met het onderwerp direct te maken hadden en binnen no-time had ik meer dan zestienduizend hits te pakken en het aantal groeit nog steeds.
Er ontstond een hevige discussie op Facebook over mijn stukje, ik kreeg voornamelijk lof, in diverse mooie bewoordingen, maar ook één kritische en zeer opvallende reactie. Opvallend omdat hij, hoewel respectvol en soms zinnig, veel en veel te lang was. Op deze reactie kwam een aantal ‘ontstemden' af. De ontstemden, gedreven door het klaarblijkelijke breedsprakige verleden van de schrijver, lieten de inhoud van diens betoog links liggen en zetten vol in op de lengte ervan. Ook werd de persoon zelf niet ontzien. Hiermee nam de discussie een andere richting. Want er stond een tweede groep ‘ontstemden’ op die met iets meer venijn meldde dat zo’n op de persoon gerichte aanval niet ‘fijntjes’ was. Omdat de eerste groep het inhoudelijke argument verlaten had, had deze tweede groep een vrijbrief om zonder redelijke onderbouwing volledig los te gaan op de eerste groep en kwam daarmee terecht in het gebied van de spot. De zinnen verkortten, de inhoud werd pikanter, omschrijvingen van de gewraakte schrijver werden rap brutaler en ook de platte leus deed zijn intrede. Dit laatste was het signaal dat de beperking van het woord het gebruik van het visuele nodig maakte en het werd nu het wachten op die ene bolleboos die een cartoons zou plaatsen. Wel, die kwam. En er volgden meer. 
Dit was het moment dat een derde groep ‘ontstemden’ - waarvan het niet direct meer duidelijk was tot welk kamp zij behoorden - de kans schoon zag om in het vrije veld van totale onzinnigheid dat nu ontstaan was de cartoons te bestoken met een infantiliteit die zelfs de cartoons zelf oversteeg. Kortom, het werd lachen geblazen. 
Via verontwaardiging naar spot was de kolder bereikt. 

Ik stond erbij en keek ernaar terwijl dit oncontroleerbare beest van euforische venijn mij consumerend voorbij raasde en uiteindelijk door het wijze besluit van de schrijver om zijn lange verhaal te verwijderen een stille dood stierf. 
Het werd weer rustig en ik keek op. 


Had ik nou in de stilte die volgde voorzichtig willen terugkomen op mijn blog dan had iemand vanuit de verte vermoedelijk geroepen: ‘Huh, welke blog?’

Thursday, May 7, 2015

KLM's luxe-poezen?

Ik ben steward bij de KLM en wil een lans breken voor mijn vliegende collega's en het bedrijf waar ik trots op ben.

De laatste tijd horen we dat het bedenkelijk gaat met de Europese luchtvaart en dus met KLM. In de verwarring en angst die hierdoor ontstaat zoeken mensen naar een boeman. Steeds vaker komt men uit bij het vliegend personeel van KLM. Ik dus. Wij zouden 'luxe-poezen' zijn die op tropische eilanden de schamele euro's van KLM zitten op te souperen en thuis te veel vrij krijgen. Exotische kiekjes van dit zelfde personeel op social media schijnen daarbij leidend in de meningsvorming te zijn.
Wel, laat mij je vertellen hoe het echte leven in de lucht eruit ziet.
Volgens het CBS staat ons beroep in de top vijf van fysiek en mentaal vermoeiendste beroepen in Nederland. Dat is geen nieuwtje voor mij want ik doe dit werk al 18 jaar. Als vrienden mij naar die vermoeidheid vragen is het lastig om dat uit te leggen. Die vermoeidheid is namelijk een ingewikkelde cocktail van jetlags, nachten overslaan, vele uren dienstverlening, op scherp staan qua veiligheid, maar ook het hele 'leven' op 10 kilometer hoogte, met in en uit geperste lijven, geluidsoverlast en straling. Daarbij komt dat, anders dan jullie, wij niet op vakantie zijn; een week van huis is voor ons een uitzondering (een week waarin we ook nog korte vliegopdrachten uitvoeren). Dus we doen dit trucje al snel vier, vijf keer per maand.
Jaar in, jaar uit.
KLM is wereldwijd koploper in het verschaffen van genoeg vrije dagen om deze constante fysieke en mentale druk het hoofd te bieden. Het vliegrooster dat hierdoor ontstaat levert een uitgeslapen crew op die daardoor - en dat is het belangrijkste -  strikt veilig kan handelen. Dat eerste merkt de klant (wij scoren al jaren hoog op service) en dat laatste ziet de klant vaak niet. Maar het is er altijd, ondanks de vermoeidheid.
Een KLM-steward(ess) is dus iemand die jou uitgeslapen en veilig vervoert, die eenmaal op bestemming doodop op de kamer aankomt, die na een onrustig slaappatroon (door tijdverschil), maar wel minstens 24 of 48 uur rust weer aan boord staat om tijdens een nachtvlucht wederom veiligheid en service te geven en die daarna een paar dagen nodig heeft om van deze tour de force te herstellen, want de volgende vlucht komt er al weer aan. 
Jaar in, jaar uit.

Lieve collega's, plaats vooral kiekjes van die 'tropische uitzonderingen'. En reizigers, gebruik je verstand als je de media volgt. Jullie kunnen bovenstaande rekensom ook zelf maken.

Bedankt, namens mijn duizenden collega's.



Saturday, April 4, 2015

Patent op Groente

We hebben een nieuwe zondebok, voedsel-tovenaar Monsanto; ‘Patent op Groente’. Ik ken Monsanto al jaren. Maar als je toen zei dat er een bedrijf was dat ‘Patent op Groente’ wilde schampte men dat je in complotten geloofde. Nou, zeker! Het werd buiten de media gehouden. Ik las over jankende boeren in obscure bookshops in San Francisco. Maar goed, dat was voor internet, Wikileaks, Google en Terrorisme; de planeet bestond nog uit water, lucht, aarde en vuur en zeg nou zelf...  'Patent op Groente'.Een giller. Krankjorum idee.
Maar nu is het in de media - Patent op Groente - en nu mogen we het geloven. Er aan wennen.
Ik ben tegen Monsanto en ‘share’] me helemaal rot op dat Facebook. Patent op Groente, kijk uit! (terwijl ik dus wel chloorkippetjes in Amerika nuttig, maar dat terzijde). Maar ik vraag me af of dat wel zo functioneel is... dat ‘sharen’.
De geest neemt niet zo makkelijk nieuwe concepten aan. Maar als je iets nou heel vaak herhaalt dan reageert die geest. Stel, je bent tegen een Patent op Groente, omdat niet jij maar een internationaal bedrijf baas is over je achtertuin. Dat is een krankjorum idee. Toch? Patent op Groente. Je zou er door wegvluchten van je eigen planeet. Maar, nou wil jìj eigenaar van die groente worden en wilt dit ronduit bespottelijke idee - Patent op Groente - ‘mainstream’ maken. Dan moet je zo vaak mogelijk genoemd worden, positief of negatief, niet belangrijk. Als de mensen maar wennen aan je naam en aan dat krankjorum idee. Wennen betekent serieus nemen. En dat betekent: ’bespreekbaar'. Fel afwijzend, zeker, maar waar het eerst nog te absurd voor woorden is - Patent op Groente - wordt het bespreekbaar ook opeens verdedigbaar. Een krankjorum idee ìs niet verdedigbaar. Man rot toch op met je krankjorum idee. Mongool. Laag ontwikkelde! Maar nu.... Patent op Groente? Lezer, wat vind u ervan?
‘Patent op Groente’... ‘Ja, nou weet ik het wel, hoor!’
Patent op Groente’. Bestreden maar als idee aanvaard.
En zo heeft het krankjorum idee ons via het achterkamertje van de tegenstander...gewonnen.
Dank je, Arjen en co.
Vraagje: hoe vaak leest u in mijn blog 'Patent op Groente' ? Wees eerlijk, na het lezen is het toch al een stuk gewoner? 
Gewoon veel herhalen.
- ‘Patent op Groente’
- Iphone; strak, hip en clean’
- ‘Een islamiet is verdacht’
- ‘Patent op Groente’
- ‘Een drone zorgt voor veiligheid’
- ‘Eco-terroristen’
- ‘Patent op Groente’


Ok, hoe smaakt het dan?

Friday, January 23, 2015

Ogen

Er is iets met ogen. Ogen van mensen. Mensen die je aankijken. 
Tijdens mijn werk aan boord van vliegtuigen stappen soms wel twee à driehonderd mensen in. Bijna al die mensen kijken mij aan. Voor ik het weet zijn ze mij voorbij gelopen maar hun blikken doen altijd iets met mij. Die laden mij op. De volgende dag, wandelend in hun stad, zie ik weer heel veel ogen en daar gebeurt het dan weer.
Er zijn culturen in de wereld waarin mensen elkaar, in sociale omstandigheden, veel langer aankijken dan ik gewend ben. Met name in Afrika en het Midden Oosten. India is ook berucht. Als ik daar op straat loop ontmoeten vele donkere ogen mijn ogen en word ik nieuwsgierig, lachend of verleidelijk, maar altijd indringend aangekeken. Ik glimlach dan, maar zij blijven vervolgens hangen in mijn blik, langer dan ik aankan. Ik word ongemakkelijk maar zij wijken niet. Ze lijken mij in zich op te nemen, mij te ‘ervaren’. Uiteindelijk besluit ik mij over te geven en in het zwart van hun pupillen te verdwijnen. 
Op die momenten kan heel veel gebeuren. 
Ik zelf heb dan altijd een gevoel van herkenning en verbinding, alsof mijn ziel resoneert op iets dat die ander ook heeft. Het is acceptatie. En ik hoef daar eigenlijk niets anders voor te doen dan tijdens het kijken mij te realiseren dat de persoon die mij aankijkt in wezen ook verbinding zoekt. En dat voelt hij. Ik weet zeker dat dat zo is. Ik heb daar geen geloof of een moeilijke wetenschappelijke theorie voor nodig. 
Ieder mens zoekt verbinding.
Als iedereen zou stoppen met oordelen te vormen over culturen wiens ogen men niet kent en in plaats daarvan anderen, gewoon in de eigen buurt, meer in de ogen zou kijken, dan zou zich iets verspreiden als een veenbrand, langzaam, over de hele wereld, en zou er volgens mij minder weerstand, achterdocht, verwarring en geweld zijn. Er zou dan minder angst zijn. Want angst begint bij een gevoel van onbekendheid en als je iemand echt in de ogen kijkt is hij alles behalve onbekend, dan is hij een broeder. Dan voel je zijn noden aan op een dieper niveau, waar geen uitputting is. Geen lege accu's. Daar gaat het maar door. Op dat niveau is oneindige energie. Dat is namelijk liefde.
Dit klinkt wat zweverig, maar heus, ik geloof niet in een perfecte wereld. Agressie is een belangrijk onderdeel van menselijke evolutie en draagt bij in het hele proces. Maar toch.. doe het maar eens. Ga maar eens tijdens de boodschappen een ander echt in de ogen kijken, glimlach en kijk wat dat met je hart doet en je opvatting over die persoon. Kijk ook maar eens welke reactie je krijgt. Ik geef je op een briefje dat als je thuis komt je je lichter voelt, ook vrolijker, en gevoed.

Het is gratis, je hoeft er geen moeilijke cursus voor te volgen en je hebt geen handleiding nodig. Alleen je ogen en je hart.


Saturday, January 10, 2015

Parijs

Heel veel mensen vinden dat het ‘niet goed gaat met de wereld’. Zij zien de misère op internet en televisie en denken dat dat de wereld vertegenwoordigt. Het is zo vanzelfsprekend geworden tegenwoordig om het ‘somber in te zien' dat iemand die het wel positief inziet, zoals ik bijvoorbeeld, als een naïeve afwijking wordt beschouwd. Maar een positieve mening kan óók voortkomen uit zorgvuldig en intelligent denkwerk.
Dit jaar ben ik gestopt met het volgen van de headlines in het nieuws, omdat ik een patroon van herhalingen zie door de decennia heen dat mij vermoeit. Ik zie momenteel, met het Parijs-incident, de lamentaties en steunbetuigingen weer voorbij komen op Facebook en denk: ‘Daar gaan we weer!’

Het patroon ziet er naar mijn idee als volgt uit:
opbouw emoties:
- incident via diverse media waarnemen,
- boze en bange emoties ontwikkelen,
- meningen hebben in huiselijke kring,
- zoveel mogelijk video’s, quotes, headlines en cartoons verzamelen en ‘sharen’,
- meeleven met de slachtoffers,
- zondebok aanwijzen (meestal Amerika, Poetin of Islamieten. Liefst alledrie)
fase van bespotten:
- het land, cultuur en zijn gewoontes bespotten,
- betrokken Nederlandse ministers bespotten, 
- betrokken commissies bespotten,
- militaire troepen bespotten,
- wereldleiders bespotten,
opbouw naar gevoel van machteloosheid:
- oranje-feestje om het een of ander. Meestal met volkse en intellectuele zanger samen op één podium,
- benoemen van het nationale eenheidsgevoel, 
- nationale eenheidsgevoel bespotten,
- lachen om diverse grappenmakers op tv die alle bespottingen nog eens overdoen,
- Door de bomen het bos niet meer zien,
- depressieve conclusies trekken over Europa, Amerika, nationale leger, de VN, de NATO en vele internationale organisaties die zich onder de hand rot werken om de rommel weer op te ruimen.

Na dit moment treedt er vaak een fase in waarin op TV en internet als na een zware regenbui inzichtelijke en beschouwelijke programma’s uit hun holletjes komen. Historische en culturele standpunten krijgen meer ruimte en oplossingen worden gevonden in lange termijn strategie. Het is de tijd van de praatprogramma’s en documentaires. Dezelfde media die de zaak opklopten doen hier gek genoeg ook aan mee. Waarschijnlijk hebben ze verschillende kamertjes op zo’n redactie. 
Maar op het moment dat het ‘collectief’ dreigt weer in zijn eigen energie te komen - volledig uit te ademen dus - en daarmee kracht kan ontwikkelen doet wederom diezelfde media, weer vanuit het eerste kamertje - hitsig verslag van een volgend incident. Dat wordt wederom groot gemaakt, waardoor het uitademen niet wordt afgemaakt en angstig inademen vroegtijdig weer begint. We komen dus nooit tot rust. En belangrijker, nooit in onze kracht.

Wel, daarom ben ik uit die keten gestapt. Niet dat ik nu in mijn kracht sta, want er zit ironie in dit stukje, maar ik moet zeggen dat veel mij bespaard blijft wat toch nergens toe leidt. Ik ben bijvoorbeeld de enige Nederlander die niet weet wat ISIS is (dat is echt waar). Ook weet ik niets van de Oekraïne af en gaat alles over Ebola aan mij voorbij. Want nogmaals, het zijn - hoe heftig dat laatste voorbeeld ook - patronen die steeds opduiken en weer ondergaan. Als er echt stront aan de knikker is hoor ik het wel. Wat ik bijvoorbeeld veel interessanter dan onthoofdingen vind is om het zelfbeeld en inzicht van moslims te zien veranderen door grotere internationale druk. Interessanter dan Poetin een 'dictator', een moslim een 'vrouwenhater' of Afrika 'hopeloos' te noemen, is het begrijpen dat verschillende culturen totaal verschillende behoeftes hebben waar ik met de aanhankelijkheid aan mijn eigen Westerse cultuur nooit bij kan komen. Zo geloof ik in Democratie, Mensenrechten en Scheiding van Kerk en Staat. Punt uit! Maar dat doet dus niet iedereen. Ik heb daarom dus geen gelijk. en dat is spannend.

Ik vraag me af of jij, die vindt dat het niet goed met de wereld gaat, wel eens nagaat waar jou mening vandaan komt. Want de voorbeelden die deze mening ondersteunen komen niet van jou eigen waarneming - tenzij je over super-powers beschikt en overal tegelijkertijd bent. De voorbeelden komen van verslagen van anderen, voor jou geselecteerd, van plekken waar jij dus nooit komt. Ze komen van journalisten en pers-bureaus, met machtsstructuren die jij en ik niet begrijpen. Van gebieden met geboden en verboden die jij niet kent. En elke keer dat ik, door mijn werk voor KLM, met mensen praat die er zelf vandaan komen is er elke keer weer die wat beschaamde stilte en de verwondering en soms ook kwaadheid dat zaken zo anders in het nieuws komen dan… wat deze mensen ter plekke zelf zien.
Ik breng dit wel eens vaker op tafel en krijg dan steevast de verdediging dat men zich wel degelijk een eigen oordeel vormt over het nieuws… hoor, Ingmar! Maar in die redenatie zit een contradictie. Het veronderstelt dat het eigen oordeel over aangereikt nieuws een bewijs is dat de eigen mening ook onafhankelijk is. Want dat veronderstelt het woordje ‘eigen’. Dat, met andere woorden, het eigen oordeel over ISIS, na zelfstandig onderzoek en lezen, betekent dat je onafhankelijk nadenkt. Maar dat is niet waar. Een eigen oordeel vormen over ISIS, of Rusland, is geen teken van onafhankelijk denken, maar van denken over een onderwerp dat voor jou is geselecteerd óm over na te denken. Je bent dus niet onafhankelijk. De planeet is supergroot en bestaat niet alleen uit een enkele mafkees in een woestijn, maar veel vaker uit mensen van goede wil. En terwijl wij, dat het een lieve lust is, Facebook zitten vol te typen met meningen en zitten te responderen op aangereikte hysterie, draait die grote, mooie planeet gewoon door en reiken elke dag veel meer mensen elkaar een hand dan dat ze elkaar op de grond duwen. 


Die paar echte problemen in de wereld, die er werkelijk toe doen, hebben mensen nodig die hun energie daarop kunnen richten. Door volwaardig ademhalen. Niet door gehijg.


Saturday, January 3, 2015

Voor hem

Hij komt mijn kamer in, met dat grote, wat ongemakkelijke lijf. Het is al laat en ik lig in bed. Van onder de dekens langs hem heen zie ik het gedimde licht op het portaal en hoor het zachte geroezemoes van mijn moeder en de honden. Ik ben nog wakker en verwacht een berispend woord. We hebben ruzie gehad vandaag.

Hij zat me achterna door het hele huis en toen ik mijn kamer in vloog sloeg ik de deur voor zijn neus dicht. De sponning kraakte. Hij trok driftig aan de deurknop terwijl ik die aan mijn kant ferm vasthield. Mijn moeder had op de achtergrond geroepen dat hij moest ophouden en tegen mij of ik alsjeblieft de deur opendeed. Ik gehoorzaamde en toen hij boos naar binnen stampte gaf hij mij een enorme klap. Die klap was niet zo erg, maar dat duivels-rode gezicht en die brandende ogen van hem wel. Wat kon hij intens kijken. En ik schreeuwde, want ik was een wild kind, en ging huilen. Hij beende weg, sloeg de deur hard dicht en ik bleef die avond op mijn kamer.

Nu komt hij binnen, een paar uur later. Dat grote, iets te zware lijf, de blouse, de fris ruikende spencer en de lucht van aftershave en white musk.
Mijn vader. Papa. 
Hij loopt op mij af en ik voel aan alles, ik zie aan alles, dat hij weer rustig is. Er is overleg geweest met mijn moeder en goede raad. In de halve schemer van mijn kamer, in het dromerige schaduwspel van lantarens en de grote boom, komt hij naast me zitten op mijn bed. Ik zie zijn zachte ogen.. dat grote kind dat nooit volwassen werd. Ik ben gespannen en verlang naar zijn armen, zijn kus en de altijd beetje koude huid van zijn gezicht. De dekens, zijn geur, het licht op het portaal en de vanzelfsprekende aanwezigheid van mijn moeder. Alles voelt vertrouwd.
Dan pakt hij zachtjes met zijn handen de zijkant van mij hoofd en ontspant mijn kleine kinderlijf.
"Ingmar, wat ik daarnet gedaan heb, de klap die ik je heb gegeven. Dat had ik nooit mogen doen. Ik wil je mijn excuses aanbieden. Het zal nooit meer gebeuren".
Ik verberg mij in zijn armen en stamel ook een excuus.
Het gebeurde ook nooit weer.

Hij zit dicht naast mij, deze lieve man, het getergde kind, dat met de beelden van een tirannieke moeder en een koude vader op zijn ziel, door beiden genegeerd, besloot verder te leven. Maar ook beter te worden dan hen. Zijn hand blijft op mijn gezicht, een marker die nooit meer weg gaat, die het besef geeft dat in deze familielijn geweld -  de lege stilte van het menselijk tekort - dat dat over is. Een gebaar dat vertrouwen geeft, het vertrouwen dat mensen nodig hebben om elkaar altijd weer te vinden in de ruimte die hen scheidt.
Zijn hand vulde die ruimte op en genas een wond.