Wednesday, March 19, 2014

de roos

Hij loopt wat gebogen langs mij heen, de man van de schoonmaak. Ik denk dat hij in de vijftig is en afkomstig uit een mediterraan land. Hij heeft half-lange, zwarte haren, een grote snor en een gemoedelijk breed gezicht. 
Ik ben op Schiphol, in het bemanningencentrum van KLM - waar wij vluchten voorbereiden en andere diensten van onze 'inflight'-afdeling gevestigd zijn. Ik zit bij de koffiecorner te wachten op een door mij aangevraagd gesprek dat zal gaan over mijn carriere, wat ik nu doe, wat ik eigenlijk wil, wat mijn passies zijn en mijn mogelijkheden.
De man van de schoonmaak loopt naar de drank-machine. Hij drukt op de knop van zijn keuze en kijkt wat om zich heen. Terwijl iedereen hier iedereen bekijkt, beloert, herkent en begroet, ziet niemand hem. Behang. Mobielende stewardessen, piloten met grafieken, kirrende stropdassen bij ‚flight-support’; er is altijd beweging hier. Men heeft gedachten aan thuis of verwachtingen van morgen. Lijven komen en lijven vertrekken; hier wordt niet arriveert om te zijn, maar gearriveerd om te gaan. En net als ik dat besef en voel hoe mij dat in zeventien jaar heeft gemaakt tot wie ik ben en hoe intens ik momenteel verlang eens te arriveren om te zijn, hoor ik het blikje fris van de schoonmaakman naar beneden kletteren. In plaats van het blikje uit de lade te pakken, zie ik dat de man naar de tafeltjes om hem heen kijkt. Op elke tafel van de koffiecorner staat een glas met een enkele roos erin. De man loop naar een van de tafeltjes en buigt zich over de daar aanwezige roos. Hij heeft grote handen, met stevige dikke vingers. Eigenlijk iets te groot voor zijn lijf. En deze grote handen pakken de roos uit zijn houder en raken voorzichtig de kleine bloem aan. Met de precisie van een chirurg buigen de handen de dunne bladeren opzij, niet te zacht, bijna grof, maar geen blaadje wordt beschadigd. 
Dan verdwijnen langzaam de geluiden om mij heen. 
Het grote, wat pokdalige hoofd van de man is nu heel dicht bij de bloem en zijn ogen lijken de structuur ervan te checken. Dan ruikt hij kort aan de bloem, waarna in dezelfde beweging zijn hoofd opveert en zijn kin de lucht insteekt. Heel even, in een fractie van een seconde, zie ik een grote rozenkwekerij achter de man opdoemen, schitterend in een ondergaande, mediterane zon.
Dan zetten zijn grote handen de roos weer terug, schikken de bladeren, kijkt de man even kort naar de andere bloemen en loopt dan terug naar de drank-machine. Achteloos pakt hij het blikje, hijst zijn broek op en sloft langs mij heen terug naar zijn kar met schoonmaakmiddelen en verdwijnt.
Dan komt het geluid om mij heen weer terug. Ik kijk op mijn horloge, sta op en niet zo heel veel later zit ik in mijn gesprek. Het gaat over mijn carriere, wat ik nu doe, wat ik eigenlijk wil, wat mijn passies zijn en mijn mogelijkheden. 
En die mogelijkheden zijn eindeloos.

Sunday, March 16, 2014

Mijn allerbeste vriend

Hij houdt er helemaal niet van dat ik dit stukje schrijf, mijn 'allerbeste vriend'. Aan zelfverheerlijking doet hij niet; hij is een nuchter type. Zeker, hij heeft emoties, alleen begrijp ik na al die jaren nog steeds niet hoe die bij hem werken. Dat zegt natuurlijk meer over mij dan over hem. Ik geloof dat ik in de eenendertig jaar dat ik hem nu ken, maar één keer tranen in zijn ogen heb gezien; ik zat toen waarschijnlijk zo op hem in te hakken dat ie wel moest. Hij is geen fysiek type, maar volgens hem is hij het door mij nu ook gaan doen; 'huggen'. Alhoewel het wel wat gênant blijft als ik, veertien centimeter kleiner, bij een zo'n beetje stoere, wat onhandige mannenomhelzing, als een baby tegen zijn borst gedrukt wordt. Dat is altijd een ongemakkelijk moment. Maar ongemakkelijke momenten zijn in onze vriendschap allang geen gevarenzone meer. 
Het lijkt zo gewoon, zo'n lange relatie met iemand. Zaken lijken altijd als vanzelf te lopen. Je groeit samen op, maakt dingen mee en voor je het weet krijgt er eentje grijs haar en allebei een klein-maar-toch buikje. En op een dag kijk je hem per ongeluk iets langer dan normaal in de ogen en denkt; 'Wie ben jij in godsnaam dat je al meer dan dertig jaar, samen met mij tussen de decorstukken van mijn leven meeloopt? En ik tussen die van jou?' Maar dan besef ik me dat de man die ik bent geworden en die zich nu, mid-veertig, wel zo'n beetje heeft uitgekristalliseerd, dat die man, in wiens ogen ik nu in de spiegel kijk, voor minstens een behoorlijk gedeelte mede is gevormd door die 'allerbeste vriend'. 

Wat is een 'allerbeste vriend' trouwens? Het klinkt zo schooljongens-achtig. Maar ja, dat is wel wat het is. Ik heb een aantal hele dierbare vrienden en met sommigen heb ik bij gelegenheid diepere, spirituelere of emotionelere gesprekken dan met hem. Deze mensen koester ik in mijn leven. Maar hij, hij is toch de 'beste'. Is dat misschien hetzelfde als 'de langstdurende'? Want dat is in ons geval zeker zo. Nou ja, dat kan, maar ik draai het toch liever om; hij is de langstdurende vriend geworden, om bepaalde redenen. Dus geen kip of het ei. En wat die redenen dan zijn, nou ja, dat is nou gewoon totaal niet belangrijk.
Een 'beste vriend', dat is zo'n persoon, die eigenlijk bijna alles van je weet, die jou zelden of nooit veroordeelt, die er altijd voor je zal zijn en die zonder enige rationalisering elke logica overstijgt. Dat is iemand op wie dus alleen maar clichés van toepassing zijn en daarmee kun je je afvragen; waarom schrijf je er dan een stukje over?

Nou, omdat ik na eenendertig jaar vriendschap met mijn allerbeste vriend opeens inzie, dat ik een gezegend iemand ben dat iemand als hij al een heel leven met mij oploopt. Dat hij en ik dus zo'n 'allerbeste vriend-vriendschap' hebben en dat ik zo van iemand kan houden. Dat hij mij respecteert, maar vooral; dat ik hem respecteer. Ik bedoel, ik heb hem in zijn blote, harige mannengat in een steenkoude bergstroom in Californië zien zitten omdat meneer, part-time stronteigenwijs als hij is, zich per se wilde wassen. Of die keer dat ie door amoureuze omstandigheden in zijn privé-leven er toch bijna warempel spirituele gevoelens op na ging houden en onder het mom van een grapje, om zijn toen nog hard-core spirituele vriend te dissen, tijdens een lange hike in de woestijn opeens een boom ging omarmen terwijl hij mij olijk aankeek; als zou hij opeens 'into boom-hugging' zijn. Ik zie nog dat grote lijf om dat boompje staan en ik wist dat hij wist dat ik wist dat dat helemaal geen grapje was. En dat we dat dan ook allebei maar niet uitspraken.
Nou, als je zo'n mafkees respecteert, moet het wel goed zitten, toch?

Respect. Een uitgehold begrip, een doodgelulde term. Maar in een 'allerbeste vriendschap' kan zo'n begrip diepte krijgen. Want door de vriendschap met mijn allerbeste vriend heen leerde ik in onzekere tijden wat nu bij mij hoort; dat ik respect, vergevingsgezindheid, liefde, zorgzaamheid en dat soort dingen heb. Het besef dat ik dat gewoon allemaal bezit. Dat ik beter ben dan ik wist.

Thanks, amigo!