Het valt me op dat mensen
steeds makkelijker over de dood praten. Ik weet niet of dat een teken van de
tijd is of dat ik gewoon ouder wordt, waardoor het onderwerp steeds vaker mijn
leven in sijpelt. Vaak vind ik het prettiger om er over te praten met anderen
dan er alleen over na te denken. In dat laatste geval voel ik me heel eenzaam.
Terwijl ik in het gesprek met vrienden en familie juist extra verbondenheid
voel. Door een gedeeld noodlot zal ik maar zeggen.
Maar we gaan dus allemaal dood. Vroeg of laat. De klok is voor mij zo na mijn veertigste onherroepelijk aangezet. En hij tikt. Het is net als met vakantie gaan toen ik jong was. Ik was al in
de eerste dagen van de vakantie een beetje treurig, omdat het weer bijna over zou zijn.
Later werd die onschuldige waarneming van de tijdelijkheid tot een scherp
gevoel en daarom ben ik er tegenwoordig, als het om vakanties gaat, een meester
in mijzelf voor de gek te houden. Dankzij mijn werk voor KLM, begint mijn vakantie bijna
altijd op Schiphol. En je kunt mij geen groter plezier doen dan mij daar een
paar uur eerder te droppen om er alleen maar te ‘zijn’. Want – en nu komt ie –
mijn vakantie moet nog beginnen, terwijl ik toch ook al een beetje op weg ben! Voel
je hem? Deze 'zelf-vernaggelarij' houdt ik overigens net zo
lang vol, tot het besef van onderweg zijn naar het einde echt niet meer te
vermijden is. En dat besef begint al zo'n beetje halverwege de eerste film, na
de eerste maaltijd-service. 'Nou is het lekkerste moment voorbij', denk ik dan.
'Het einde is al in zicht'. En dan ga ik mijn vlucht zo indelen in mijn hoofd
dat het einde weer verder weg lijkt. En dan ben ik nog niet eens op mijn vakantiebestemming aangekomen!
Als kind kreeg ik het een keer voor elkaar – na veel
zeuren bij mijn ouders – dat we om twee uur 's nachts opstonden en al voor de
vroege ochtend vertrokken. Op vakantie naar Luxemburg. Ik heb altijd van
ochtenden gehouden, omdat dan de hele dag nog moet beginnen. Dus hoe eerder
vertrekken, hoe meer ‘onderweg-plezier’ er die dag nog te beleven valt,
nietwaar? Omdat we drie honden bij ons hadden wilde mijn moeder
hen nog even in een parkje in de buurt uitlaten. In het pikkedonker, met een
volgeladen Renault 4 parkeerden we daar en liepen het dauw-natte gras op. Ik
zal het gevoel van gelukzaligheid nooit vergeten toen ik de warme auto instapte
waar mijn zus half zat te pitten tussen lakens, kussens en snoepgoed. Die hele
heerlijke vakantie – toen vond ik reizen al heerlijk – lag nog voor ons!
Zo meteen vreemde geuren, hoge bergen en anders pratende mensen, maar nu nog
gewoon het bekende parkje, de straat waar ik altijd kom. ik wilde zo ontzettend graag weg en door die
'vertraging' bij het parkje kon ik de hooggespannen verwachting lekker lang voelen! Ik hoefde me nog geen zorgen te maken dat dit een einde zou hebben,
want… we waren nog niet eens begonnen.
Mijn leven was nog niet eens begonnen.
De brede glimlach van die kleine jongen galmt
uit het verleden mijn heden binnen als een tijd die nooit meer terugkomt. Want
nu ben ik drieenveertig en zie ik aan de horizon De Dood. En die dood is niet
als het einde van een onschuldige vakantie. Dit is geen leuke trigger van de mind. Ik kan niet zeggen, ‘Nou, we zijn
nog niet begonnen hoor!’ Ik ben drieenveertig en we zijn wel degelijk begonnen.
Sterker nog: ik ben halverwege mijn vakantie. Ik ga daarna niet naar huis om
verder te leven. Nee, ik ga dood en verlies mijn familie, mijn vrienden en alle
herinneringen die ik had. Ik ben geen opzienbarend persoon geweest, dus er
staat niets over mij in de boeken. Ik mag hopen tegen die tijd kinderen te
hebben, die verdriet hebben om mijn heengaan, maar die ik ook heb mogen
inspireren tot authentieke levens. En ik mag hopen dat mijn geliefde Mahal er
nog is. Evenals mijn lieve zus en vrienden. En that’s it.
Dus tot die tijd deel ik zonder dat ik daar zelf
invloed op heb mijn tijd in. Ik sluit nog even de ogen voor het feit dat er een
moment komt dat ik lichamelijk achteruit ga. Het zal niet meer zo lang duren of
geen werkgever wil mij meer hebben. Het zal niet meer zo lang duren of jonge
vrouwen zullen mij niet meer zien staan. En het zal niet meer zo lang duren of
er gaan opeens allemaal mensen die ik liefheb dood.
Maar wat ga ik nog met mijn leven doen? Ik deel de
tijd tot die horizon in in secties, maar daar drijf ik die horizon helaas niet
verder mee van me af. Ik ga gewoon dood, of ik nou wil of niet.
Ik ben geen kleine Ingmar meer, die in vakanties
kan denken. Ik raak nog niet in paniek, maar ik ben wel bang voor het moment
dat dat gaat gebeuren. Ik hoop dat ik door de dood in de ogen te blijven zien,
mijn geliefde en vrienden, aangescherpt door die medogenloze waarneming, nog
meer zal kunnen waarderen en liefhebben en dat ik daardoor gelukkig ouder mag
worden.