Saturday, October 25, 2014

terrorist

Er lopen harde draden door een afgelegen gedeelte van mijn brein. Het is daar druk en een kakofonie van opgewonden gemurmel. Er stroomt informatie af en aan waar ik totaal geen controle over heb. En dat maakt me bang voor zaken die niet bedreigend zijn, wantrouwig naar mensen die ik helemaal niet ken en laat me wensen hebben die eigenlijk helemaal niet bij mij passen. Het is daar hard, onredelijk en negatief. Vroeger was de behuizing van die draden nog flexibel en was ombuigen geen probleem. Nu ben ik ouder en duurt dat langer.
In die oude sectie van mijn brein raast een terrorist, een hardnekkige controle-freak. Je hoort en voelt hem nauwelijks, maar hij is overal tegelijk. Toezicht op hem is moeilijk want een kaart van het gebied ontbreekt. En elke keer dat ik hem tegenkom glipt hij weg. Hij kent mijn zwakheden als geen ander en als het hem behaagt dan speelt hij met ze. Dan hangt hij met veel drama aan mijn nek en vraag of ik hem alsjeblieft analyseer, want hij is zo bang. En als ik - al te gewillig - dat dan doe en daarna moe van het praten naar hem opkijk, is hij weer verdwenen en was alles voor niets! Andere keren probeer ik serieus om hem te pakken, maar dan rent hij, met mij op zijn hielen, naar een nog ouder deel van mijn hoofd waar zoveel kwetsbare herinneringen liggen dat ik continu struikel. Als hij daar somber rondhangt in een van de kamers van mijn jeugd en ik hem bijna heb, dan zit hij alweer in mijn kleine studentenflat of op een bedreigend schoolplein en durf ik niet dichterbij te komen. 
Een enkele keer laat ik me niet frustreren en ga naar een speciaal bankje en wacht tot hij naar mij toekomt. Het is een plek waar dunnere bedrading het zonlicht van buiten nog steeds volop doorlaat, een plek waar ik tot rust kom en mijzelf ben. Dan komt hij dichterbij. Dat zijn mooie momenten. Voorzichtig neem hij plaats, vergeet zijn stekels en venijn en vlijt zich als een zacht poesje tegen me aan. Zijn hart gaat langzamer kloppen en hij gloeit van warmte. Dan praten we wat.
Het is op die momenten dat hij zijn geheim prijs geeft en mij dingen fluistert in mijn oor. Hij rent alleen maar omdat ik óók ren, zegt hij dan en kijkt mij wat verlegen aan. Dat is niet waar! probeer ik altijd weer. Maar hij wordt dan nog warmer en ik krijg tranen in mijn ogen. Wat hij mij gaat vertellen weet ik eigenlijk al heel lang. Veel te lang.
Niet hij is terrorist, maar ik.