Een paar weken na het
‘knakworst-bezoek’ aan mijn Amsterdamse fietsenmaakster, moet ik een tweede
keer langs. De drie-maandelijkse betaling voor de stalling van mijn fiets mag
vreemd genoeg niet automatisch afgeschreven worden; elke kwartaal moet ik langs
komen om cash af te rekenen. Als tegenprestatie voor deze wat ouderwetse
betalings-methode wordt de klant opgebeld mocht hij het vergeten zijn. Dat is
wel zo handig, want waar de rest van Nederland in deze barre crisis-tijden tot
rust en bezinning is gekomen, daar stresst Amsterdam gewoon vrolijk door.
Als ik binnen kom zie ik het
al, dat worden geen knakworsten vandaag. Ze ziet er slecht uit, mijn
fietsvrouwtje. Sloffige kleren, diepe randen om haar ogen. Haar dochtertje van
rond de zeven staat heel geconcentreerd aan een fiets te sleutelen; papa helpt
geduldig en vertederd mee. Mooi, lief moment. Mama echter heeft het vandaag
helemaal niet begrepen en tettert er volkomen nutteloze tussendoor. Dan ze ziet
mij.
‘Ja, wat?’ zegt ze plomp.
‘ik kom voor de fietsenstalling..’
begin ik rustig.
‘Scooters, fietsen, motoren.
Wat wordt het?’
Ik knipper met mijn ogen.
’Je weet nog niet eens wat ik
wil vragen’, zeg ik met een vaderlijke glimlach. Maar dat valt verkeerd. Ze
antwoordt met een soort bevroren blik die zegt: ’dat heb ik dus helemaal niet
gehoord en nu ga ik gewoon wachten tot jij zegt wat je hier eigenlijk komt
doen, met je bijdehande juppe-gedrag'. Nou ben ik die dag in een
superstemming. Ik ga de volgende dag heel lang op vakantie, dus ik trek het
volledige register van de mij door mijn werkgever KLM aangeboden
communicatietrainingen open en ga er eens lekker voor staan. Dit ga ik vandaag
nou eens helemaal volgens de boekjes doen. Dat komt helemaal goed, let maar op.
Stukje achtergrond: ik wil
alvast huur betalen voor ik op vakantie ga, maar weet niet hoeveel, omdat ik
weken geleden mijn contract midden in die drie-maandelijkse betalingscyclus kwam opstellen. Ook wil ik even zeggen dat ik geen herinneringstelefoontje heb
gehad. Maar dit zijn dus iets te veel mededelingen voor mijn als een snaar zo
gespannen fietsenmaakstertje. Die kan zoveel info vandaag niet aan. Ik begin
gemotiveerd - maar niet echt voorbereid - aan mijn pakketje verhelderingen.
‘Ik kom even vragen of ik al
moet betalen voor mijn huur. Omdat ik geen telefoontje heb gehad en…’
‘Ja wat denk je, dat ik daar
tijd voor heb?!’
‘Ik bedoel alleen maar dat
ik dus niet meer weet wanneer..’
'Je moet gewoon drie maanden
betalen.'
'Dat weet ik..’
‘Heb je je zendertje bij je?’
(Eh.. wat was dat ook al
weer? O ja, voor het openen van de stalling)
‘Nee.’
‘Die heb ik wel nodig.’
(Huh? Waarom?)
‘Ik kom eigenlijk ongepland
voorbij, dus die heb ik niet bij me. (Ik raak in lichte paniek. Dit had ik me
toch heel anders voorgesteld). Kijk..’
‘Hoe bedoel je ‘ongepland’?
Luister, zonder zendertje kan ik dus niets’, onderbreekt ze me wederom, terwijl
ze met een half schuin hoofd vlak voor me staat. Opeens begrijp ik dat ik
terugbetaald krijg voor mijn ironische opmerking eerder.
‘Oke, mag ik even
uitpraten’, zeg ik kordaat. ’Ik wil alleen even weten of ik al moet betalen.’
Niet sterk, maar ik ben dan
ook helemaal de weg kwijt.
‘Je kunt gewoon nu betalen,
oke. En trouwens, jou bellen? Ja luister, ik heb het momenteel druk genoeg.
Mijn hoofd loopt om, mijn moeder ligt zwaar niet goed in het ziekenhuis. Ga
maar even naar huis en haal je zendertje, in plaats van mij te beschuldigen.’
Het zweet breek mij uit. Ik
ga op de begripvolle toer.
’Luister ik vind het niet erg
dat ik niet gebeld ben. we zijn allemaal mensen...’
‘Ja hallo, de betaling is
gewoon om de drie maanden. Mijn hoofd loopt hier om terwijl jij..’
Nu onderbreek ik haar, want
ik heb er genoeg van.
‘ Ik ben een klant, oke? Jou
klant!’
Ze is in een keer stil.
Maar niet klaar, dus ik ga
snel verder.
‘Het is niet mijn
verantwoordelijkheid dat jij het druk hebt, oke? Ik heb zat begrip, maar ik
wordt helemaal weggeblazen door jouw…’
‘Ik blaas niemand weg.'
Ik voel dat dit uit de hand
loopt en haal wederom – deze keer effectief - mijn training erbij: afronden en
oplossingen aanbieden.
‘Lieverd, luister..’ (Erg
gevaarlijk, dat ‘lieverd’. Zeker op dit moment. Maar verdomme, al die
Jordanezen hier zeggen 'lieverd' te pas en te onpas, dus waarom ik niet.)
‘..ik ga even naar huis,
breng dat zendertje mee en betaal jou’.
‘Ja, graag. ik doe ook maar
gewoon mijn werk..sputter, sputter, grom… sputter…’
Maar ik ben de deur al uit.
Op weg naar huis, alleen met
mijn karma, overdenk ik het voorval weken geleden en besef me dat dit de vrouw
was die mij klein kreeg met knakworstjes en voel, ook gevoed door mijn
vakantiestemming, een waanzinnige Zen-explosie van universeel begrip en
sublieme ‘understanding’. Ik zal mijn fietsenmaakstertje, mijn Gespannen
Zuster, klein krijgen. Met Liefde.
Ik kom terug en loop als een
spirituele gloeilamp de winkel binnen, leg het zendertje op de toonbank en kijk
mijn werkstuk van die dag in de vermoeide ogen. Liefde, Ingmar, liefde. Ik zeg
rustig:
‘Ik kom je even betalen.’
Uit een oude lade pakt ze wat
papieren en doet net of ze tot de orde van de dag overgaat. Haar donker omrande
ogen turen naar rijen namen. Onderwijl belt iemand haar op.
‘Lieverd als het echt
belangrijk is, bel ik je zo even terug. Ik ben nu bezig’.
En ze gaat weer verder, nu
bladerend in, wat mij betreft, een pre-historisch logboek. Ze komt er zelf ook niet
uit. Ik zie haar op haar kruin. Haar sluike haren vallen zacht omlaag en ze is
opeens heel kwetsbaar. Een vrouw die in pak ‘m beet vijftien jaar trouwe dienst
verworden is tot een goed geoliede machine van plichtsbesef. De spil van haar
gezin. Zeker, zelf gedaan, eigen schuld, maar toch. Ze bedoelt het zo goed.
De rem werkt niet meer; het
leven heeft haar overgenomen.
Dus ik speel haar spel van
‘mijn neus bloed’ wel mee. Wat zou ik? Ja, ik ben als klant gedist maar moet ik
hier een gewone behandeling verwachten? In dit pand ben niet ik, maar is zij niet
te benijden.
Ik ga zeven weken op
vakantie. Zij nooit.
Als ik uiteindelijk de
kwitantie over de toonbank aangereikt krijg, denk ik dat dat het was, maar er
komt onverwacht een tweede hand mee.
‘Ik wil even sorry zeggen
voor daarnet’, zegt ze rustig en kijkt me verlegen aan. Nou, die had ik niet
zien aankomen. Ik pak haar hand vast en prevel ‘En ik ook. We gingen allebei
even de hoogte in. Sorry. En veel sterkte met je vader’.
‘Mijn moeder’, lacht ze alsof
ze het tegen haar vergeetachtige man heeft. Ik wil nog iets liefs zeggen, maar
ze pakt alweer haar mobiel om iemand terug te bellen.