Mijn kapper is een beetje
gek.
Dat is een conclusie die ik
na een paar jaar toch moet trekken. Niet echt ‘gek’, maar ze is een beetje
‘vrolijk losgeklikt’.
Ze komt uit Letland, praat
met zo’n lief Russisch accent, is rond de zevenentwintig en heel mooi. Zo’n
slanke, bleek-doorschijnende engel uit een sprookje, waarin ze in stilte een
sterveling bemint. Zo kijkt ze tenminste uit haar ogen als haar handen met een
soort toevallige precisie om mijn hoofd zwerven.
‘Hoe wil jij iet hebben,
iengmar?’
Ik heb nooit een normaal
gesprek met haar. Er ‘hapert’ altijd iets tussen ons. Eerst dacht is dat dat
door de taal kwam, want ze praat dus gebrekkig Nederlands. Later dacht ik dat
ze misschien onzeker was. Na mijn eerste knipbeurt bij haar, vond ik dat ze
mijn haar veel te kort had geknipt. Dat heb ik de keer daarop tegen haar
gezegd. Die mededeling was vermoedelijk gelijk aan een lichte bomontploffing in
het lieve landschap van haar fantasie; een plek waar ze volgens mij de helft
van de dag existeert. Het kwam nooit helemaal meer goed tussen ons.
Nou is een gesprek voeren met
je kapper natuurlijk altijd even een ‘dingetje’, tenzij je elkaar al lang kent.
Eigenlijk is het de kapper die moet zeggen: ‘Zo, dagje voor jezelf?’ Die zin
leren ze met hun opleiding want de klant kan er alle kanten mee op.
Zo niet mijn schone Letse.
Zij waaierde die eerste keer vraag-loos om mijn hoofd en ik kon het opknappen. Dus begon ik
over het feit dat er niet veel klanten zaten. Misschien niet zo handig,
achteraf.
‘Iek weet niet. het ies best
druk vandaag’.
Er zat slechts één andere
klant.
Ik besloot mijn mond dicht te
houden.
Later begon ik te merken dat
als zij iets tegen mij zei of een vraag stelde en ik daar dan op inhaakte, zij
vervolgens licht geirriteerd haar haar recht schudde en gewoon niet meer
reageerde. Dit gebeurde eigenlijk steeds en zorgde ervoor dat er in mijn lijf
een soort ongezonde spanning kwam te zitten.
Omdat ik voor knippen en niet
voor praten kwam, zag ik geen reden om haar in te wisselen voor een normale
kapper, ook al verhief zij het begrip ‘ongemakkelijke stilte’ naar een
onnavolgbaar hoog niveau.
Overigens denk ik zelf
achteraf, dat zij vermoedelijk in tien sprookjes tegelijk zat en zich van enig
kwaad niet bewust was.
De laatste tijd begon zij
zonder aanleiding in zichzelf te lachen en te antwoorden op een vraag die door
niemand – ook niet door mij - gesteld werd. Bij elk ander had ik meteen aan een
spoedige opname gedacht, maar ik werd geremd in die gedachte omdat ik mij in de
alledaagse ruimte van een kapsalon bevond. Wie daar mag rondlopen met een
schaar moet toch normaal zijn? Zij functioneerde en ik was een tevreden klant.
De voorlaatste keer dat ik
daar zat was ze verstrooid. Ze liet dingen vallen en moest daar wat
licht-hysterisch om lachen. Als ik bereidwillig mee lachte keek ze mij weer
verbolgen aan. Kortom, mijn vertrouwde kapster zoals ik haar kende.
‘Iek ga dit weekend naar
Arnhem’ zegt ze opeens.
‘Leuk, ga je shoppen’
‘Nee-hee. Het weer ies…
hihihi… ik hoop dat het niet
regent’
‘Ga je wandelen dan?’ probeer
ik.
Stilte. Ze pakt een andere
schaar en gaat verder. Ik probeer het nog een keer.
‘Ga je vaak weekendjes uit?’
Geen antwoord. Ik ben bang
dat iedereen in de zaak ons vreemde gesprek nu volgt. Zal wel niet, maar ik
zweet me rot.
‘Heb jij ook wel iens, dat je
fantaseert?’, zegt ze opeens, terwijl ze zacht, maar ongecontroleerd lacht.
Ik lach terug.
‘Dat je denkt dat je fantasie
werkelijkheid wordt?’ praat ze door.
Ik schiet nu in de lach. Ik
ben helemaal niet gewend dat ze een gesprek met mij langer dan twee zinnen
volhoudt. Ik verruil schaamte voor de licht-vaderlijke insteek.
‘Wat leuk dat je dat zomaar
vraagt. Tja, ik schrijf; als iemand wel eens in zijn fantasie zit dan ben ik
het. Dus jij hebt dat ook?’
Geen antwoord.
‘Het ies in Letland nog
steeds erg koud. Er ligt sneeuw’
Ik slik mijn volgende vraag
maar in.
Onbegonnen werk.
Bij mijn laatste bezoek wordt
ik door een ander geknipt. Op de achtergrond roddelt het verhaal in dertig
versies mijn kant op.
Mijn vrolijk-getikte kapster
is na een zeer mild-kritische opmerking van haar baas verstrooid en geirriteerd
de kapsalon uitgewandeld en nooit meer terug gekomen. Ze werkte daar toch gauw
vier jaar, maar ze hebben nooit meer iets van haar gehoord.
Als ze maar niet per ongeluk
een kanaal is ingewandeld.