Sunday, May 18, 2014

LOS ANGELES deel 7: varken

Jaren geleden had ik een date met een actrice in Los Angeles, een hele mooie latina, die mij bij mijn tweede bezoek uitnodigde om naar de première van een toneelstuk waarin zijn speelde te komen. Toneel in Los Angeles, dat levert een vreemde bijeenkomst op. Je zit te kijken naar allemaal acteurs die spelen dat ze van toneel houden en in feite wachten tot de juiste filmproducent in de zaal zit. En het leek wel of de schrijver van het stuk daar rekening mee had gehouden want tachtig procent van het stuk bestond uit diverse oorlogs-scènes; veel gevechtsoperaties en beschietingen. Tja, toneel past gewoon niet in los Angeles. Daar is die stad niet op ingericht. 
Een ander fenomeen dat ook tot die categorie behoort is openbaar vervoer. Ik heb één keer, zoals al eerder beschreven, de metro genomen naar een vriendin die in Universal City woonde, vlak bij Hollywood. Die eerste keer was ook meteen de laatste keer. Toen ik tegen mijn vriendin zei dat ik deze keer geen auto had gehuurd omdat ik 'het eens lokaal wilde doen', riep zij verbaast: 'Subway?! That's for poor people, Ingmar!' Wel, ik vertrok van LAX  en zat inderdaad tussen heel veel arme mensen, moest drie keer overstappen, was drie uur onderweg en bij mijn eindpunt, terwijl ik niet vies ben van een wandeling, moest ik toch echt een taxi nemen om überhaupt bij mijn vriendin te komen.
En het derde fenomeen dat eigenlijk niet kan in deze stad is naast de camping de jeugdherberg. Zo'n ding heb je in een charmant buurtje in Parijs, waar backpackers liftend zijn aangekomen en vanuit daar lekker goedkoop de stad gaan verkennen om wat kunst en wat cultuur op te snuiven. Maar voor dat soort romantiek is Los Angeles veel te groot, te duur en ook te stoer. Ik bedoel, welke toerist gaat nou onder de rook van Paramount Studio's in een stapelbed liggen, zonder tram, bus of fiets in de buurt? Een jeugdherberg?! Dit is Los Angeles. Maar goed, ik had er dus wel een gevonden. Vraag alleen niet hoe, want de weg erheen, vanaf LAX, was er eentje geweest van; 'hoe lang kan een mens slaap uitstellen?'
Ik had na het verlaten van het autoverhuurbedrijf door pure vermoeidheid bij de eerste kruising al meteen de verkeerde richting genomen en was daarmee gedoemd een uur lang pogingen te doen om op de 405 te komen. U kent het verhaal. Na veel meanderende opritten en foute buurten was mij dat uiteindelijk gelukt, maar het was wel al avond en pikkedonker toen ik de snelweg opdraaide. 
Ik tuurde op mijn kaart, die ik op de passagiersstoel uitgespreid had, onder de hand verkende ik het dashboard van mijn auto èn hield ik het verkeer in de gaten. Was dit een scene in een film geweest dan was het: camera close-up op mijn gezicht, dreigende muziek en off-screen een harde metalen knal geweest. Maar een ongeluk werd mij bespaard omdat ik in een file terecht kwam en daar ook meteen in bleef tot de afslag Fullerton. De door mij begrote veertig minuten rijden liepen uit op een geduldigheids-exercitie van twee uur. In het verblindende licht van de koplampen om mij heen werd mij vrijwel elke mogelijkheid mijzelf te oriënteren op intuïtie ontnomen en ik gaf ik mij over aan het inzicht dat ik mijn situatie deze avond helemaal niet meer onder controle had.

Fullerton is een wat afgelegen stadje in Orange County. Net boven Anaheim wordt het echter wel omringd door wijken met azuur-blauwe namen als La Habra en Yorba Lindra. Geen idee wat het betekent, was het maar een toetje. En omdat het ook een jeugdherberg had, verwachtte ik, toen ik de afslag nam, in zo'n gezellig stadswijkje terecht te komen met een leuke, tweehonderd jaar oude Spaanse molen en een parkje of zo. Lekker knus, beetje geschiedenis, dat werk. Maar tot mijn verbazing kwam ik terecht op een pikdonkere, totaal verlaten, maar super brede vijf-baans straat, die licht glooiend langs hele sjieke golfbanen liep. Where the fuck was ik nou weer terecht gekomen? Zo had ik mij Fullerton niet voorgesteld! Niks geen knus, maar grote, afstandelijke huizen met hard-core jetset-functionaliteit. Opeens zag ik een soort oprit en dacht dat dat het was, het moest per slot hier dichtbij zijn. Maar ik reed al meteen tegen een keurig, romanesk aandoend beveiligingspoortje van een uit het donker opdoemende super sjieke wijk aan. Ik keerde om en vervolgde mijn weg. Een jeugdherberg? Waarom hier? Hoe komen die backpackers überhaupt bij de jeugdherberg, want bussen kun je hier wel vergeten. Zit ik eigenlijk wel goed?!
Maar opeens zag ik tussen de keurige grasperkjes en de sprinklers met diamanten afwerking, een groezelig bordje met een naam die ik herkende. Geloof het of niet, maar midden in deze protserige rijjkelui-buurt, op een kleine heuvel, als die in 'Huis op de prairie', stond daar een oude, wit-houten villa. Ongelofelijk maar waar. Tot op de dag van vandaag weet ik niet waarom in godesnaam daar een jeugdherberg was. Maar ik telde mijn zegeningen. Thank God. 
Nou ja, dat dacht ik toen nog.

Ik stapte naar binnen en leek wel in een andere wereld terecht te komen. Een hippy-achtige, natuurhouten en naar gezonde drankjes ruikende herberg, met gezellige ansichtkaarten aan de wand, een sofa met een Indiaas kleedje, een watertank met koud water, een houten receptie, met een belletje. Ik wilde knus, ik kreeg knus. Ik trok aan het belletje, niemand kwam. Tja, het was al laat, maar waar was iedereen? Nog een keer bellen dan. Niemand. Ik liep maar door naar de aangrenzende kamer, waar een jongen TV zat te kijken. 
'Hi', zei ik opgewekt, 'do you know where the owner is?'
'No', zei de jongen zonder op te kijken.
'Where do i pay?'
'Dude, dont ask me'
Oke. Dat begon goed. Neo-hippies zijn natuurlijk, net als hun vaders en moeders, de hele dag met Goede Daden Doen bezig en die hebben 's avonds hun privacy. Dat begrijp ik. Ik ging zitten en bekeek nog eens een keer de info over deze herberg op een folder. Die folder zag er professioneel uit, dus dat kon het niet zijn. Maar al na een paar minuten kwam er een man binnen, die mij meteen aansprak.
'Are you from Amsterdam. "Deutsch"?'
Ik woonde toen nog in Leiden en sprak 'Dutch', maar ik zei maar 'Ja'. Die had blijkbaar twee dagen stoned in Amsterdam gelegen en geconcludeerd dat Duitsers veel aardiger zijn dan zijn opa hem had verteld. 
'Dude, I love you country..'
Hij keek mij met een geroutineerde glimlach aan.
'Ja, danke sehr. Mag ik nu slapen?' dacht ik.
'So, two nights, right?' Ik kreeg uitleg en ging meteen naar mijn kamer. Ik was zo moe dat mijn honger verdwenen was. Er stonden een stuk of vier stapelbedden. Ik koos een bed beneden, installeerde mij en zegende alle reisgoden bij elkaar dat ik blijkbaar de enige was die nacht - die jongen van de TV zag ik nooit meer terug. Een hele kamer alleen voor mijzelf en mijn getormenteerde lijf. Heerlijk. Ik viel vrijwel direct in slaap..

..en werd vrijwel direct weer wakker!
De hele kamer stond vol met mensen! Een stuk of vijf, zes. En die waren niet bepaald bezig stil te zijn. Ik schrok me rot. Luidruchtig kozen ze hun bed, praatten 'nog even lekker' na waarbij mijn chagrijnige en slaperige hoofd volledig werd genegeerd en pas na een half uur zakte het geluid weg en werd het stil. Nu kon ik echt gaan slapen..

..dacht ik..

Opeens werd ik wakker. Ik had nauwelijks geslapen. Boven mij was een nogal zware man gaan liggen, wiens lijf door al dat vet niet meer over een regulier beademingssysteem beschikte. Het gevolg was dat al die lucht door de iets te kleine opening van zijn varkensachtige gezicht, er als heftig gesnurk uit kwam. En we praten dan over zo'n diepe, zich rustig maar krachtig opbouwende snurk; klasse A. 
Ik was klaar wakker. 
Ik hoorde dat zo eens een minuutje aan en bedacht dat als er nu niets zou gebeuren ik de hele nacht zou wakker liggen. En dat was, gezien het verloop van deze dag, geen optie. In Nederland was het nu twaalf uur 's middags en ik had al dertig uur niet geslapen. Dus ik begon zachtjes stootjes aan het bed te geven. Dat hielp niet. Toen ging ik kuchen. Dat hielp ook niet. Het varken ronkte gewoon door. Toen ik stootjes en kuchjes tegelijk had gegeven en menner gewoon vrolijk door ronkte, begreep ik dat ik over moest gaan op duidelijker signalen. Ik stootte hard en zei in de taal die ze hier blijkbaar allemaal spraken; 'He dude!'
Het antwoord dat toen kwam zal ik nooit vergeten. Als een trage stomp wrong het mijn benevelde, opgefokte brein binnen, zoals het zieke toppunt van negativiteit, kommer en kwijl. Dit was een donker moment. Het betekende het einde van mijn jeugdherbergen bezoeken - nooit meer gedaan natuurlijk -  en het luidde het begin in van mijn oordoppen-tik die ik tot op de dag van vandaag heb. Het varken werd wakker, liet zijn zwijnenhoofd omlaag zakken en sprak:
'He idiot. This is a hostel. Get used to it!'

Ik lag op duizenden kilometers van huis, in en stad waarvan ik alleen nog een donkere snelweg had gezien, zonder paspoort, in een jeugdherberg naast een golfbaan, totaal door elke grens van vermoeidheid heen geperst, met een snurkend stuk vet boven mij, dat mij zo goed als zeker de hele nacht uit mijn slaap ging houden en wiens laatste woorden in mijn hoofd galmden als ware ik getekend. En als ik op dat moment in staat was geweest om afstand te nemen van de pijn die ik voelde, dan had ik kunnen beseffen dat ik die pijn niet voelde vanwege mijn ridicule en ook penibele situatie en het eventuele onvermogen om daar adequaat op te reageren, maar dat door deze knal na knal na knal na knal die ik vandaag te verduren kreeg de liefde, die ik als bij toverslag voor deze stad had, als het ware extra diep werd geïmpregneerd in mijn weefsel. Want, zoals gezegd, die liefde die ik voel voor Amerika is niet bepaald mooi en verheven. Het is een ongemakkelijke, rauwe liefde. Amerika is een lawaaierige fabriek, waar hout gehakt, gesneden en vermalen wordt, waar mannen met bezwete lijven staan te vechten voor hun bestaan, de lijm tussen nagels pijn doet en zaagtanden wonden maken. Amerika is geen mooi afgewerkte linnenkast, het is de persmachine waarin dat ding gemaakt wordt. En meer dan de afronding ontroert mij de transformatie, in al zijn schijnbare lelijkheid.
Daar, in die bezwete slaapkamer, was het voorlopig laatste dieptepunt van alle reizen die ik ooit maakte, maar tegelijk de geboorte van een ongewoon soort aanhankelijkheid die ik tot op de dag van vandaag voel naar deze stad en dit land.

Tegelijkertijd kon ik nog niet weten dat ik op het punt stond nog meer gekke dingen mee te maken, maar dat ik ook een engel zou tegenkomen die mij in mijn desperate nood zou helpen op een manier die ik nooit zal vergeten.

No comments:

Post a Comment