Sunday, December 8, 2013

Vakantie 2013 - Fritz!!

Na heerlijke dagen in het kleine, lokale Panaman zijn de twee volgende nachten in de hoofdstad van de provincie Bicol, Legazpi, het vermelden niet waard - of het moet zijn dat ik, door in de - met stip - goorste hotelkamer ooit geslapen te hebben een vette bedbug-plaag over me heen heb gehad, maar.. dat Serge en ik tegelijkertijd vanuit ons raam uitkeken op de allermooiste vulkaan ter wereld, Mount Mayon. Een 'heuveltje’ van 2400m, waar wij speciaal voor waren gekomen, om hem te beklimmen, maar die bij aankomst zo lekker lag te roken in alarmfase 1, met asregens en doden, dat wij maar naar de film zijn gegaan: Jennifer Laurence met een boog in handen, ook niet verkeer.
Nou ja, toch jammer...

Nee, dan Fritz Homestay!
Jawel, je hoort het goed, Fritzzzz.... Homestay! Alleen de naam is al stout...! 

We hebben het ruige Legazpi verlaten en zijn na 2 uur rijden in Sorsobon aangekomen, een klein plaatsje, dat ondanks de excessieve hoeveelheid jeepney's en tripeds, toch heel gemoedelijk overkomt. En in dit plaatsje hebben we onze weg gevonden naar een, door een security-post afgesloten, buitenwijk; een groot braakliggend terrein in de jungle, met hier en daar een enorme villa - waarvan er ook nog eens veel leegstaan. En uit deze spookstad-achtige omgeving rijst, volledig a-typisch, een knalgeel en -rood complex van gebouwen op, dat luistert naar de naam... Fritz Homestay!
We hebben 'Fritz' niet gereserveerd, Serge heeft slechts een vage beschrijving in de Lonely Planet gelezen, maar bij nadering van deze dubieuze kleurencombinatie, maak ik toch maar het zenuwachtige grapje dat wie hier echt keihard bij onze eerste heuse Filipijnse homo-escort zijn aangekomen - 'Fritz'...?? Kom op.. toch?
Bij binnenkomst blijken we gelukkig 'veilig’. Wel worden we meteen ontvangen door een rondborstige Filipina, die ons zonder inleiding meteen even laat weten dat zij onze ‚moeder’ voor de komende tijd zal zijn en dat wij dan zo min of meer als haar 'kinderen’ beschouwd zullen worden en dat Fritz Homestay inderdaad een echt 'Home’ is! Van deze benaming maakt ze een nogal behoorlijk vet punt: 'Ik ben geen hotel, geen B&B, maar een gewoon, gezellig 'Home’! Welkom is mijn home!'. Ik krijg een schalkse knipoog toegeworpen en zie op haar lange t-shirt, dat over haar - laten we zeggen - niet te vermijden 'gemoed' gedrapeerd is, de tekst: 'Do you love me?’ prijken, een vraag die ik nu al niet meer met 'Nee' durf te beantwoorden, terwijl ik angstige fantasieën heb over verstikkingsgevaar.

Het moet gezegd dat dit 'Home'-idee een origineel concept is, welke ik nog nooit eerder ben tegengekomen en na 5 nachten slapen en vele, vele gesprekken met onze 'mama', Jocelien, toch nog niet helemaal begrijp.
Maar wat hebben wij hier een toptijd gehad!!
En 'Mama' Jocelien is de meest open, eerlijke, respectvolle en warme persoon, die ik op mijn hele vakantie heb ontmoet. En tja.. ze is eigenlijk zelf nog een kind (en dat zal ze niet ontkennen als ze dit leest)

Fritz Homestay dankt zijn naam aan twee omstandigheden. Het zoontje van Jocelien en haar Oostenrijkse man Manfred heet Fritz en 'Homestay' refereert aan het concept van, nou ja, toch eigenlijk wel een B&B, alhoewel dit is een veel te ongewoon complex is om zo genoemd te kunnen worden. Het gaat grofweg om twee gebouwen; eentje bestaat uit laagbouw, dat middels een gezellig, maar onduidelijk gangenstelsel de uber-uitnodigende lobby, een keuken, en wat kamers voor personeel met elkaar verbindt - en dat alles opgetrokken uit donker hout en bamboe. Verder is er een redelijk grote eetzaal, annex vergaderruimte, die weer aansluit op een kleine activiteiten ruimte waar twee schommelstoelen, een lokaal-oneffen tafeltje met kleed plus uitzicht door schelpen-gordijnen, een op Serge en mij niet te weerstane aantrekkingskracht uitoefent, als wij na een dag omzwerven dorstig 'home'-komen. Het andere gebouw is twee lagen hoog en is het eigenlijke guesthouse, waar wij een heerlijke, schone kamer hebben, met een mooi uitzicht over de omgeving. Omdat we in de tropen zijn en hier en daar en behoorlijk zo nu en dan een volle bak water naar beneden komt vallen, zijn de wandelpaden, die de twee gebouwen met elkaar verbinden, plus het kneuterige bruggetje over een klein binnentuintje, overdekt met een rode, metalen boogconstructie, wat het Efteling-gehalte van het geheel alleen maar verhoogt. De twee grillige gebouwen worden verder gescheiden door drie kleine, speels gepositioneerde zwembaden, bamboe-paviljoens, terrasjes en ga zo maar door. 'Kneuterig' is inderdaad het woord. En dit alles in een kale buitenwijk, van een klein Filippijns jungle-stadje..
Behalve reguliere gasten als wij, wordt het complex bewoond door hulptroepen, die uit Tacloban afkomstig zijn (waar net de tyfoon heeft huisgehouden), verder een chagerijnige Portugese schrijver, vergezeld van een wat stoffige mannetje dat ook uit Portugal komt en die de hele dag biertjes drinkt en op internet surft. De mannen zitten hier om onduidelijke redenen een tijdje opgeborgen en bestellen elke dag fastfood omdat het 'eten hier 'raar en niet te vreten is en voor je het weet krijg je een aandoening' (Serge en ik luisteren begripvol en schuiven nog maar eens een zelfgebakken loempiaatje onze mond in - wat een mafkezen, maar ja, hoe minder zielen hoe meer vreugde, toch?). Op een dag komt er ook een hele lokale zwemvereniging langs, die in de stromende regen - met paraplu's, echt waar! - in de postzegel-grote zwembaden vertier lijken te hebben. Kortom, het is een komen en gaan van mensen bij Fritz, met daar doorheen ook nog de vele mensen die hier werken, of.. lijken te werken.
De keuken wordt gerund door een vrouw die ik 'Nanai' ben gaan noemen - 'moeder' in het Tagalog; een klein, oud, vreselijk lief dametje, dat volgens mij een tandje te oud is voor deze leidinggevende functie en van wie je voornamelijk dat krijgt voorgeschoteld wat er toevallig net in huis is. En dat is elke dag weer spannend omdat er elke dag een probleem met de 'bevoorrading' van de keuken lijkt te zijn en dat probleem wordt dan als volgt opgelost, namelijk: er is gewoon geen probleem.. tot er iemand iets vraagt dat er niet is, dan is het een probleem, maar ook te laat. Ik dacht eerst dat dit de bekende Filipijnse ‚hoe-zo-plannen?’ mentaliteit was, maar dat is me later, door een niet nader te noemen persoon, nogal krachtig uit mijn hoofd gepraat. 'Zo zijn wij niet, Ingmar'. Sorry, niet nader te noemen persoon.
Maar desalniettemin, Serge en ik hebben - culinair nogal nieuwsgierig en daarom vrij flexibel - geen dag hetzelfde gegeten en vaak in ongewone combinaties. En Godsamme, het was elke dag weer heerlijk! 

Om redenen die met mijn persoonlijke ontwikkeling te maken hebben, ben ik vroeger in mijn leven nogal vaak verward met een homo. Ik kan dit wat genante feit tegenwoordig hardop ter sprake brengen, omdat de tijd dat ik die indruk maakte en de redenen die daar aan ten grondslag lagen, al lang voorbij zijn (op hier en daar een wat metroseksuele stuiptrekking na, waar eerder niet nader genoemde persoon overigens best profijt van heeft). Had ik echter ooit hebben mogen twijfelen aan mijn geaardheid - wat ik zelf nooit heb gedaan, maar anderen dus wel - dan heb ik bij "Der Fritz' mijn meest ultieme test der testen gehad en mag ik mij vanaf vandaag, met terugwerkende kracht en volmondig - niet zo'n handige woordkeuze in dit geval - hetroseksueel in hart en nieren noemen.
Omdat ik niet weet wie dit stukje allemaal gaan vertalen houd ik het wat vaag, maar in de huishouding loopt iemand mee van wie ik niet direct kan zeggen of het een man of een vrouw is. Later blijkt dat het om een man gaat die homo is, maar wel graag 'zij' genoemd wil worden. 'Zij’ mag dan beschikken over een overduidelijk vrouwenhoofd - tot ze praat - maar 'ze' heeft wel een echt mannentorso. Wat het allemaal dan weer heel vrouwelijk maakt zijn haar billen en benen; de meest aantrekkelijke vrouwenbenen die ik in tijden heb mogen aanschouwen. Het voelt heel raar om als een opgewonden hondje naar twee mannenbenen te staren kan ik je zeggen, maar bij ‚Der Fritz’ is het me overkomen.
Afijn, nou ben ik helemaal relaxed met iedereen die onder onze prachtige zon liefde zoekt, op welke manier dan ook - als het maar vrijwillig is - maar iemand die 5 dagen achtereen zuchtend, smachtend, flirtend, nog maar eens zuchtend, glimlachend, en... nog harder zuchtend, nakijkend (en ik bedoel keihard stilstaan), nou ja, laten we gewoon ronduit zeggen, 'botergeil’ om mij heen cirkelt, legt wel een handgranaat aan de voet van mijn ruimdenkendheid.
Laat ik het kort houden, wat mij hielp was 'haar' vriendelijkheid en kwetsbaarheid. Bij god, wat wens ik deze smachtende prinses een lieve vriend toe die geen misbruik maakt van de situatie. Let alsjeblieft op haar, Jocelien.

Ik kan onze ‚Fritz’ aan iedereen die de regio bezoekt, aanraden. Verwacht geen goed geoliede machine, verwacht diepe gesprekken over geloof, relaties en andere essentiële zaken met de eigenaresse, verwacht een uber-zorgzaamheid, die je niet vaak meer zult meemaken op een vakantie en verwacht het heerlijkste eten op ongewone momenten en in ongewone samenstellingen.

Dank je Jocelien en 'nanai', het ga jullie goed!

Monday, December 2, 2013

Vakantie 2013 - Myrna

Het is opvallend dat in het kleine Panaman, waar wij 4 nachten verblijven, de lange aanwezigheid van het Amerikaanse team van de hitserie 'Survivers', dat hier vlak bij hun jungle-ding deed, geen invloed heeft gehad op de dorpsgemeenschap. Een mijns inziens opmerkelijk feit dat op de eerste dag, door een gesprek met de eigenaresse van het resort - en, zoals later blijkt, de mater familias van het dorp - Myrna, verklaard wordt. Myrna is een lieve, mooie Filipina van in de 50 a 60 - leeftijd is altijd moeilijk te schatten in de Filipijnen. Ze is een kleine, donkere vrouw, met een mooie, volle bos half zwart haar die ze altijd sierlijk naar achter draagt. Een wat streng brilletje staat halverwege haar neus. Niet te expressief, is zij toch overduidelijk de baas hier. Maar zij combineert haar straffe regime met een heerlijke dosis humor en - wat later blijkt - zachte moederlijkheid. Wanneer wij arriveren in het resort, pakt zij mij bij de eerste blik al in en dat is wederzijds. Later vertelt ze me dat het kwam omdat ik opende met "Kumusta po', een beleefde manier van begroeten in de lokale taal Tagalog; een simpele geste die vaker op deze trip deuren gaat openen. Myrna is een zelfverzekerde, trotse vrouw en vertelt, zonder dat wij daar om vragen, haar verhaal. 
Zij is net gekozen tot hoofd van de lokale Barangay; een Barangay is een soort dorpsraad, die in overleg met de officiële overheid, de zaken in een dorp of wijk regelt. Maar ook voor dat zij die functie ging bekleden zwaaide zij hier al met de morele scepter. Toen de Amerikanen kwamen met hun team wilden deze voor een paar maanden in haar resort 'wonen'. Dat vond Myrna niet goed, want dat zou betekenen dat er in die maanden geen toeristen konden komen, waardoor veel lokale mensen inkomsten zouden mislopen. De Amerikanen krabden zich achter de oren en stelden voor dat zij voor de inkomsten van die mensen zouden gaan zorgen. Dat vond mevrouw wel goed, maar op de manier die zij al van te voren bedacht had: haar mensen zouden gedurende de volledige tijd de schippers zijn voor het Amerikaanse team. De Amerikanen gingen accoord en hebben zich daarna keurig gedragen. Oke, op een dag kwam een lokale visser melden dat hij niet meer wilde werken voor 'die captain die de hele dag marijuana rookt en beslissingen neemt die de boot naar gort helpen' (waarna de idioot op staande voet werd ontslagen) maar dat was het dan. Myrna kijkt ons trots aan. She is in charge en dat mogen we weten als we het al niet wisten, wat we echter niet doen want we zijn er net 15 minuten...
Myrna heeft veel van de wereld gezien, zonder er geweest te zijn. Zij heeft gestudeerd in Manila en heeft business gehad in het aangrenzende Makati. Maar toen zij voor een groot bedrijf werkte en het gevoel had dat zij, zoals ze het zelf omschrijft, geestelijk en professioneel niet meer verder kon groeien omdat zij geen engagement meer voelde in het team van haar collega's, besloot ze vroegtijdig te pensioneren en terug te keren naar haar dorp. Hier vond ze nieuwe energie en uitdagingen. Een van die uitdagingen heeft te maken met het feit dat het overgrote deel van haar dorpsgenoten nauwelijks een opleiding heeft en vaak zelfs ongeletterd is. Myrna ziet daarin een bedreiging voor het voortbestaan van haar dorp en de geestelijke staat van land. Om die reden maakt zij zich hard voor onderwijs, wat ook een van haar speerpunten wordt in haar 3 jarig voorzitterschap van de Barangay. Een eerste daad in die richting is al gezet: gratis triped vervoer voor de kinderen naar het een paar kilometer verderop gelegen Caramoan, waar de lagere school gevestigd is. Een niet nader bij naam genoemde zakenman uit Manila stort om de zoveel tijd 60.000 peso's en er staan meer subsidiëringen op stapel.

Myrna toont niet zoveel belangstelling voor ons en praat graag over zichzelf. Maar van haar kan ik het hebben; zij is een vrouw met een missie en die is gericht op de gezondheid van het dorp waar zij zo van houdt. Alles moet daar voor wijken. Ondanks haar zakelijke manier van presenteren, heeft ze overduidelijk een zachte kant als ze over haar dorp spreekt en al helemaal als het over haar afkomst gaat. Haar vader werkte zich als arme man, via slimme investeringen en keihard werken in de visserij, op tot bouwer en eigenaar van het resort en was in staat zijn kinderen te laten studeren. Dat heeft Myrna niet vergeten en toen zij bij terugkomst in haar dorp er achter kwam dat de eerste eigengemaakte boot van haar inmiddels overleden vader, de boot waar hij zijn eerste kleine fortuin mee maakte, in mootjes gehakt te koop stond als meubilair, heeft zij, met het dreigement er een rechtzaak van te maken, geëist dat de koppige verkoper, die via een tussenmannetje aan die spullen was gekomen, deze voor haar waardevolle objecten zou terug geven. In de Filipijnen ben je namelijk schuldig als je spullen verkoop die gestolen zijn door een ander, ook als je daar niet van afweet.
Nu staan deze meubeltjes prominent tussen de andere banken en stoelen op het kleine terras voor het resort, als eerbetoon aan de man, die het Myrna mogelijk maakte te schitteren, zoals ze dat tegenwoordig doet.

En dan vraag ik voorzichtig naar de liefde. Maar daar heeft onze lieve heldin toch een kwetsbaarheid. Op mijn vraag of zij getrouwd is, geeft ze te snel en met veel ironie als antwoord dat zij haar hele leven al vrijgezel is. 'En met overtuiging, Ingmar!' Reden (met een begeleidend wegwuif gebaar): 'Mannen...pfff. Geen Filipijnse man kan mij aan'. Mijn voorzichtige suggestie dat de wereld van de liefde toch iets groter is dan de Filipijnse man, zeker voor een aantrekkelijke en intelligente vrouw als zij, wordt, wederom lachend, weggewuifd.
Dat ligt blijkbaar gevoelig en dat begrijp ik.
Tja...  en dat van die Filipijnse mannen begrijp ik na alle verhalen ook wel.

Myrna blijft ons deze week steeds met een lieve glimlach aankijken. We krijgen complimenten omdat we niet vallen voor de charmes van de twee op westerse mannen beluste 'puta's' - prostituees - verderop in het dorp, ze stopt ons lekkere dingetjes toe en schrijft een lief afscheidsbriefje, omdat ze op dag van ons vertrek niet in het resort is. De reden van haar afwezigheid is waar Myrna het beste in is: opkomen voor haar gemeenschap. Als wij vertrekken naar onze volgende bestemming Legazpi, staat Myrna op een podium de aanschaf van een kinderbibliotheek te verdedigen.
Myrna kennende gaat die er ook wel komen.

Maar lieve Myrna, lieve 'Lola' - oma - voor 5 dagen, ik gun jou, die haar gemeenschap in haar grote, warme geëngageerde armen houdt, ook een paar stevige armen toe; waar je even kunt ontspannen en even kwetsbaar mag zijn.
Maar ik denk dat die armen er niet meer gaan komen.

Sunday, December 1, 2013

Vakantie 2013 - Ver, ver afgelegen..


Na een fantastische roadtrip van twee dagen komen we aan in Panaman - ik definieer 'fantastisch' trouwens als ik gemiddeld om het half uur uit mijn comfort-zone wordt getrokken.
In Panaman wacht ons een oase van rust. De provincie waar wij de komende twee weken in reizen heet Bicol en is het noemen waard, want het is beroemd en geprezen om zijn keuken; neem spicy pepers en blus ze met veel koksmelk, dan heb je Bicol; een hint van Thailand en een snufje Indonesie. Je eet hier eigenlijk de hele dag door verse vis, rijst en de meest verrukkelijke, in kokosmelk en groene peper bereidde groentes. Lokaal banaantje of mango erbij... Het moet gezegd, we eten onze vingers erbij af. 
Tussen een hier en daar stralende dag, is er ook veel regen. Maar we klagen niet bepaald; we zitten in de tropen en daar voelt een regenbuitje anders dan thuis. Hier ben je omringd door warmte en vocht, waardoor de overgang naar regen niet meer dan een gradueel verschil is. 
We zitten in een resort dat naar de totaal ontspannende naam 'Breeze and Waves' luistert; een in Caribische stijl opgetrokken guesthouse, met aangrenzend een heerlijk bamboo-achtig restaurant annex lobby annex boekenkast, waar je zonder dichte wanden direct uitkijkt op het kleine dorpspad, het strand daarachter en aan de einder van de aqua-blauwe baai een hele stoet eilandjes van het type: 'zat ik daar maar'. Afijn, het is bepaald gezellig hier. 

De eerste dag worden we in deze kleine gemeenschap ontvangen als 'die grote westerlingen'. Een wandeling langs het dorpspad - zeg: de 'ringweg' van het dorp -  wordt voortdurend onderbroken door heel veel kinderen die allemaal hun beste engels op ons loslaten; 'Sirr, he Sirr! How-oe arr joe?'; 'Werr arr joe from?'. Sommige meisjes zitten koket te loeren, wat oudere jongens wuiven zo cool mogelijk met hun handen,maar de overgebleven meerderheid kijkt je letterlijk met open mond aan, of er aliens voorbij komen.  
Op onze eerste avond zit ik nietsvermoedend koffie te drinken in het restaurant als opeens een hele rits kinderen, keurig in een rij, hun opwachting maken bij mij. Elk van hen pakt mijn hand en drukt deze op zijn of haar voorhoofd, uiteraard weer onder begeleiding van een hoop verlegen gegiechel. Dit ritueel blijkt het gebruikelijke tonen van respect te zijn aan een ouder iemand. Na een paar dagen neemt de overmatige belangstelling voor ons af en leren wij, in return, hen beter kennen, met name het dagelijkse ritme in hun dorp.
Er wordt hier hard gewerkt. Veel van de dorpen in de omgeving liggen aan de stranden van de diverse eilandjes en er wordt voornamelijk gevist en rijst verbouwd. Op een van de eilanden aan de overkant van onze baai, is een 'coconut-farm'. Daar komt de kokos voor ons resort vandaan. Helaas ligt ons strand ook vol met halve kokos-schillen van een naburig luxe-resort, die die dingen elke dag in het water dumpt. Er wordt al jaren tegen geageerd, maar er gebeurd niets. 
De meeste dorpen bestaan uit een wat hobbelige hoofdstraat, met aangrenzend zanderige paden. Aan weerszijde daarvan liggen bamboehutten, erven met kippen, kokosboom-gaarden en om de 20 meter een klein bamboehutje waar ze snacks, wasmiddel, bier en benzine verkopen. De benzine is voor tripeds en wordt aangeboden in cola-flessen. Voor zo'n hutje staan vaak twee bankjes, waar je heerlijk kunt uitrusten. Natuurlijk wordt dit alles 'ingepakt' door dichte junglevegetatie. 
De verbinding tussen de eilanden verloopt via typische boten, die ik tot nu toe alleen op de Filipijnen heb gezien. Ze hebben aan weerszijden houten zijspannen, als een soort gebogen spinnenpoten. Deze constructie stelt de boot in staat hoog in het water te blijven liggen ,zonder dat hij omvalt. Op veel plekken zijn de zeestraten een meter en soms minder diep en bovendien kom je voortdurend vis-netten tegen die vlak onder het wateroppervlak zweven.
De gemeenschap waar wij verblijven is niet de eerste die ik heb leren kennen in de Filipijnen. Maar het is wel de meest authentieke en vriendelijke tot nu toe. Door veel gesprekken met de eigenaresse heb ik geleerd dat deze community erg beschermend is naar de eigen mensen. Alles wordt gedeeld, want men is afhankelijk van elkaar. Het komt niet zelden voor dat je zomaar aan kunt schuiven voor eten als je wilt en andere middelen en goederen wordt heen en weer geruild en gebruikt. Maar men sluit zich niet af van de buitenwereld. Zo heeft Panaman voor maanden de Amerikaanse crew van de hit-serie Survivers' gehuisvest. Het dorp lijkt daarna overigens niet in zijn nadeel veranderd. Men is nog even vriendelijk en zal nooit proberen een slaatje uit je te slaan. Iedereen let op elkaar en criminaliteit lijkt vrijwel afwezig, of wordt op een bijzondere wijze opgelost binnen de eigen gemeenschap. ik heb daar later sprekende voorbeelden van gekregen. Er is een disco, ergens tussen bamboehut 4 en 5 bij wijze van spreken en daar zit dan hun versie van opgeschoten jeugd, maar ook hier lijkt het allemaal niet verder te komen dan mij onbeschaamd aankijken en met ontblote buik zeggen: 'Hi, I'm Albert, what's your name, my friend'.  Een praatje,een biertje en je hebt er weer een tijdelijke vriend bij.
Het is de eerste keer dat ik in de Filipijnen zie hoe heel veel mannen, oud of jong, hun t-shirt optrekken en zo met ontblote buik rondlopen. Ze doen dat vanwege de hitte, heb ik me laten vertellen, maar het gebruik wordt geassocieerd met de lagere klasse.
In ons resort zie je dit overigens niet want daar regeert eigenaresse Myrna met liefdevolle, doch consequente hand. Zij leidt ons de eerste dag trots rond in haar kleine paradijs rond,waarbij de eerdere aanwezigheid van Survivers kort, maar met trots ter sprake komt. Even over de boekenkast in de lobby; net als in het resort op Siquijor,waar ik eerder verbleef, heeft ook dit resort een kleine boekenkast, met tweedehands boeken. Gasten kunnen hier een boek pakken dat ze leuk vinden, maar vooral hun uitgelezen boeken achterlaten. Ze noemen dat hier 'bookswapping' Dit is voor backpackers handig, want je wilt je bagage zo licht mogelijk houden. ik heb in Siquijor voor alle toekomstige Nederlandse gasten 'Mama tandoori' en de heerlijke korte verhalen van Nico Dijkshoorn achter gelaten. In dit resort zit ik helaas opgescheept met een Zweedse versie van 'Eat, Pray and Love' en Franse zwijmelromannetjes. Verder is de lobby het centrale punt voor wifi-liefhebbers, eters, huiswerkmakers, slapende honden en katten, kaartspelende oude vrouwen en zo maar niets te doen hebbers.  
Een van de hoogtepunten tijdens ons verblijf is een boot huren en peddelen naar een verderop gelegen eiland. Eigenlijk gaan we juist naar dat eiland, omdat het binnen zijn, om het hele eiland hoog oprijzende, grillige rotswanden, een lagune herbergt, Wel, we hebben de puntige rotsen beklommen, zijn over de ijzingwekkend linke rand gekropen, maar zijn nooit bij de lagune aangekomen, omdat het veel en veel te gevaarlijk is daar af te dalen. Wat we wel aantreffen is Bounty-strand-situatie 3.0, inclusief aqua-blauw, rotsen en palmbomen. Wij nestelen ons in het witte zand, duiken hier en daar uit pure verveling het aqua-blauw in en genieten van het uitzicht.
Op de terugweg besluiten de wind, zee en boot om misbruik te maken van ons gebrek aan zeemans-kunde; van rechts gaan waaien met lekker vette golfstroom en zo, terwijl de boot consequent.... naar rechts afwijkt..huh? Gezamenlijk peddelen aan de rechter kant mag ook niet baten; de klote-boot gaat vol naar rechts. Recht voor ons is de kust, boot gaat steeds naar rechts, dus je begrijpt dat het slechts mijn liefde voor de lokale gemeenschap is, dat ik bij aankomst de boot niet aan gort getimmerd heb.
Later bij een visje, rijst, kokosmelk en wat biertjes, en daarna nog wat biertjes, smelt het probleem als kokosmelk in de zon.
  
Het is goed toeven hier. Onthaasten is een beter woord.
ik gaf mijzelf een brevet van totale Zen, toen ik het schoonmaken van de koelkast, door een oud mannetje op een kruk- zo groot is die koelkast - 15 minuten bevredigend kon gadeslaan,zonder ongeduld, zonder haastige gedachtes,zonder irrelevante rationalisaties en zonder Facebook.  

Friday, November 29, 2013

Vakantie 2013 - Openbaar vervoer in de Filipijnen

Na een hectische, maar leuke tijd in Manila zijn Serge en ik in twee dagen met een verwarrende selectie aan lokaal vervoer naar Panaman afgereisd. Panaman is een klein vissersgehuchtje in het meest Zuid-Oostelijke deel van Luzon en Luzon is weer het grootste eiland van de Filipijnen. 

Reizen in de Filipijnen, my God; je begint als groentje en na twee dagen heb je het gevoel zo ongeveer alles meegemaakt te hebben wat maar mogelijk is op het gebied van transport. Eerst de bus; luxe-uitvoering komt met toilet en airco. Je verlaat de stinkende stad en wordt al na een uur omarmd door de warmte en het vocht van jungle en rijstvelden. Je bent opeens in de tropen. Bij bijna elke stop die de bus in kleine dorpjes maakt, komt er een rits kakelende verkopers binnen, die jou lokaal snoepgoed onder je neus schuift. Ze verlaten de bus meestal na een paar kilometer weer. Honger heb je in ieder geval niet. Na 10 uur word je, bij het vallen van de avond, gedropt in het stadje Naga, Je checkt in voor een kamer in een steriel Japans hotel dat misplaatst in het midden van een modderig terrein staat. Het hele stadje is trouwens modderig, voor zover je dat in het pikkedonker kunt zien. En waarom Japans hotel in klein, modderig Filipijns gehucht? Don't ask me. Je verkent de twee drukke dorpspleinen - niet bepaald onaardig trouwens voor zo'n gat - propt Chinees naar binnen, krijgt je eerste tropische plensbui over je heen en staat de volgende morgen om 4 uur op het nu nachtelijke, modderig terrein, waar een hummer op je hoort te wachten, want dat heb je de vorige avond met 'ze' afgesproken, maar 'ze' staan er niet ( het principe van de hummer in de Filipijnen: duw hem vol met mensen tot je gewoon niet meer kunt, verdeel de prijs die je voor je rit wilt hebben door het aantal mensen in je wagen en breng dat per persoon in rekening). 
Geen hummer dus. Wat nu, midden in de nacht? Dan loop je wat doelloos naar de verlaten, lokale busterminal, verdomd daar staat een bus. Met een slaperige buschauffeur erin. Je vraagt de slaperige buschauffeur wanneer de bus met jou bestemming vertrekt en tot je grote verbazing wijst hij woordeloos in zijn half-donkere bus. Dat zou zo maar kunnen betekenen dat hij dat dus is, terwijl dat niet op de voorkant staat aangegeven. Navraag in de bus bevestigt het: op naar Sabang! Dat is mazzel.. maar wel 3.5 uur rijden... Onderweg heb je weer schitterende uitzichten en je begint te ontspannen. Dit gaat toch beter dan je dacht. 
Sabang blijkt niet meer dan twee kippen en een bamboehut als je langs de weg gedropt wordt. Maar je zet nog geen voet buiten de deur of een paar mannen grissen de bagage uit je handen en drukken je, zonder dat je iets te zeggen hebt, een zijspan in. De driver scheurt met jou door de landerijen naar een nog kleiner kustplaatsje. En dat blijkt dan eigenlijk Sabang te zijn; drie kippen en twee bamboehutten. Daar wordt je in een nog gestresster tempo uit je zijspan gejaagd, hebt geen kleingeld voor de driver, hoort roepen: 'hurry hurry' en terwijl je niet begrijpt waarom dat is loop je expres langzaam - om toch de indruk te geven boven de zaak te staan - naar een modderig hutje waar men shampoo, wasmiddel en water verkoopt. De slaperige eigenaren schrikken zich de apelazerus als jij met je witte kop binnen komt zetten, maar je kunt gelukkig je grote biljetten klein maken door 2 flessen water, die je al had en wasmiddel, die je niet nodig hebt, te kopen. Je betaalt de driver onder hilarisch gelach van de lokale kinderen, wat je ook niet kunt plaatsen, maar geen tijd voor hebt om over na te denken, want je wordt vervolgens het strand opgeduwd, aanschouwt voor het eerst de mooiste kustlijn die je ooit zag - met palmbomen, mist en eenzame hond -maar tijd om ontroerd te zijn heb je niet want 5 meter in de woelige zee ligt een kleine kotter en een man gebaard dat je op de glibberige, houten drijfbrug moet gaan staan om naar de boot geduwd te worden,want die boot staat echt net op punt van vertrekken en de volgende gaat pas over anderhalf uur. Net begin je te begrijpen waarom iedereen zo fucking opgefokt was, of je wordt, half op de glibberige, vanwege de woeste zee heen en weer drijvende brug staand, gesommeerd om het kleine, oude, gehurkte mannetje op het strand, die je met een blikken doosje tussen zijn benen verlegen zit aan te grijnzen, 10 pesos te geven voor de instapdienst. Natuurlijk! Je duwt snel het geld in zijn metalen doosje, glibbert terug de drijfbrug op, belandt in de boot, ploft achterin neer bij bootmannen die, of je uitlachen, of je lief vinden of stoned zijn en je vertrekt...

....

Ik ben nu op drie-kwart van de totale trip, maar het beeld is volgens mij wel helder. Dit is dus reizen in de Filipijnen en als je er niet tegen kunt, ga dan lekker op een perron in Amsterdam staan waar..... nee, ik ga niet weer een punt maken van de welvaarts-dementie die daar plaats vind als die geventileerde luxe-toko 2 minuten te laat is.

Thursday, November 28, 2013

Vakantie 2013 - De dag van vertrek.

 Mijn vriend Serge en ik gaan naar de Filipijnen. We bezoeken mijn vriendin Giean en haar familie en daarna is het vakantie houden op een stuk of tig mooie eilanden; de Filipijnen hebben er 7107.. 'als het eb is', zeggen de inwoners er zelf gekscherend bij,want elke uitstekende rots wordt meegerekend.  Het blijft veel en we worden gek van de keuzes. Uiteindelijk komen we bij een wat minder bekend eiland uit, met een hoofdstad waar wij en niemand anders ooit van hebben gehoord. Goddank geen toeristen plus lokale hysterie; gewoon lekker authentiek en afgezonderd...

Maar toen kwam de tyfoon... 
En de tyfoon vaagt uitgerekend onze stad en het onbekende eiland volledig van de kaart... Had mijn werkgever mij een week eerder vakantie toegekend, dan had ik nu voor oud vuil aan een boom in Tacloban gehangen, met Serge in electriciteitsdraden gewikkeld ernaast. Want dat zijn zo'n beetje de gruwelijke beelden.
Het besef van deze ongemakkelijke logica breekt pas dagen later door in mijn bewustzijn. En het is dan dat wij al hebben besloten naar Thailand te gaan.

De tickets voor zowel Manila als Bangkok worden door mij super goedkoop aangeschaft omdat het z.g. KLM staff-tickets zijn; tickets waar personeel en soms ook een vriend of familielid op kan reizen. Als je ze koop zijn ze drie maanden geldig op elke datum die je maar kiest. Het enige nadeel is dat je alleen aan boord komt als het vliegtuig open stoelen heeft, maar daarentegen zijn ze wel honderd procent refundable. Om die laatste reden kan ik zonder stress gewoon twee tickets Bankok bij kopen en die Manila-tockets terugvorderen, dat komt later wel. 
En zo gaan wij op weg naar Schiphol, Het is het begin van de avond, 16 november j.l.

Thailand dus ... het wil maar niet landen bij mij. Ook Serge heeft er last van. Zeker, we hebben hartikke veel zin, de 'oh's' en 'ah's' als Serge zijn neus uit de Lonely Planet opricht, zijn niet van de lucht; hij begint de Filipijnen al aardig snel te vergeten. Maar omdat de vlucht naar Bangkok heel erg vol zit, houd ik vrolijk rekening met plan C: autootje naar Noord-Spanje. Bij het inchecken krijgt onze onderbuik gelijk: de kist zit vol en wij kunnen niet mee. Niet eens zo heel teleurgesteld druipen wij af, pikken onze bagage weer op en zitten, nog steeds op Schiphol, bij een kop koffie even na te praten. We voelen ons op een vreemde manier de koning te rijk. We kunnen vanaf hier alle kanten op; morgen weer proberen met de volgende vlucht naar Bangkok mee te komen, autootje naar Frankrijk, Spanje, wellicht een goedkope vlucht naar iets anders...wat een ongelimiteerde vrijheid, zo 's avonds op een steeds rustiger wordend vliegveld. 
Maar dan checkt Serge zijn horloge en kijkt mij aan. 
'Wanneer ging die die Manila-vlucht nou ook alweer?'
Ik kijk Serge quasi verrast aan, denk aan een weerzien met mijn meissie en zeg wat ongeinteresseerd, zodat het lijkt of ik daar nog helemaal niet aan heb gedacht: 'O ja, die gaat ook nog..'. 
Serge kijkt betekenisvol en ik zorg dat ik het antwoord op zijn vraag er nog even achteraan geef, want dat antwoord speelt al door mijn hoofd sinds we op die vorige vlucht zijn afgewezen.
'..die gaat geloof ik om half negen, Serge,.. over drie uur'.
Stilte..
'Die tickets zijn nog geldiig he?', zegt Serge.
' Hm..mm', (dit gaat goed. hij gaat happen.)
'Zullen we dan...?'
Even voor de vorm onderbreek ik:
'Weet je zeker dat je...?'
'Ja natuurlijk, wat mij betreft gaan we gewoon...?'

Twee minuten later zit ik al op internet om de datum van onze tickets naar Manila voor vanavond vast te leggen. Bizarre avond, heerlijk vooruitzicht, lang leve mijn werkgever! 
Maar dan.. krijg ik mijn ticket niet vastgelegd. Technisch probleem.  
Shit, wat nu zo 's avonds laat? Zijn we net bekomen van de magie van het vorige moment en dan nu al weer een probleem erbij. Plus.. nog twee uur te gaan voor het vliegtuig opstijgt.

De vertrekhal van Schiphol is leeg. De verlichting die half uit is plus het wat lage plafond zorgen voor een vreemde, onwerkelijke sfeer. Er is bijna geen reiziger aanwezig, maar de drukke dag met duizende mensen vibreert nog door de ruimte en maakt dat die ruimte nog leger voelt. Met een prettig opgewonden gevoel van urgentie loop ik met Serge langs de diverse gesloten loketten achter de incheckbalies. Iemand heeft ons het ongeloofwaardige nieuws vertelt: achter de balies, in een verloren hoekje van de hal, is een loket open voor over-bagage, maar ook voor staff-travel. Dat eerste begrijp ik, dat tweede.....? Nou ja, ik begin deze avond al behoorlijk vreemd te vinden en sta nergens meer van te kijken.

En ja hoor, ergens wegedrukt achter balie 14 is een loketje open voor staff-travel. Achter het glas van het loket is een kleine verlichte ruimte met twee vrouwen. Eentje helpt een klant met over-bagage. De andere dame staat, op een been wankelend, een bananenschil onhandig in een vuilnisbak te werpen. Ze is eind veertig, heeft kort, geblondeerd haar en een mager gezicht. Ze krijgt ons in de gaten, trekt een vies gezicht naar de banaan terwijl ze haar tong naar ons uit steekt. Ze komt, niet zonder gevoel voor drama, onhandig overeind en loopt op ons af met een een wat stoute grijns op haar gezicht. Ik weet het meteen en fluister het Serge in het oor: 'Die gaat ons helpen. Dit gaat lukken en ik voel het'.
We vertellen onze nieuwe vriendin het probleem en ondanks het feit dat ze haar aandacht maar moeilijk bij de zaak kan houden omdat ze mij steeds vrolijk interrumpeert met een pesterig commentaartje, heeft ze toch alles gehoord, kijkt wat papieren na - terwijl ze een stukje banaan oncharmant tussen haar tanden vandaan schraapt -  en geeft in no time, met een onverholen triomfantelijke glimlach, een nummer dat we moeten bellen. Haar hele optreden heeft mij enorm gerustgesteld en in een vlaag van sentimentaliteit vraag iik haar naam, want ik wil, als collega, een compliment over haar schrijven. Ze houdt de zaak bescheiden af, maar ik houd halstarrig vol.

Even later, na een succesvol telefoontje met een technisch support-medewerker van God-mag-weten-welke-afdeling, staan we in te checken en lopen tegen het volgende probleem aan. In de Filipijnen heb je geen visum nodig als je korter dan 21 dagen in het land blijft. Maar dat moet je wel met een retour-ticket kunnen aantonen. Onze tickets echter zijn door deze bizarre avond niet uitgeprint. We hebben alleen een instapkaart. Bewijs ontbreekt dus en dat betekent dat je even snel het land weer uit wordt uitgekieperd als je erin gekomen bent. Net op het moment dat ik het meisje achter de bali wil smeken voor ons ergens een print van onze terugvlucht vandaan te toveren, zie ik onze vriendin, met die glimlach die ik nu zo goed van haar ken, op ons aflopen, zwaaiend met een stuk papier. Ze schuift het in mijn handen, wuift een compliment - dat wij nog niet eens gemaakt hebben - van zich af en 'rumoert' hier en daar een grap. 
Hoe het komt weet ik niet, maar opeens vinden haar ogen die van Serge, vullen zich als vanzelf met vocht en komt het hele theater even tot rust. Haar armen vallen langs haar lijf en ze is serieus als ze spreekt. 
'Let maar niet op mij, maar een paar weken geleden is mijn collega, met wie ik al heel lang samenwerk, al jaren eigenlijk, opeens, midden veertig, zo maar tijdens het werk neergevallen. Overleden. Nogal hard aangekomen. En nou komen julie langs, aardige jongens en dan die complimentenbrief. nou ja, let maar niet op mij. Zeg: heel veel plezier en let op jezelf!
Dan zwaait ze de intensiteit van het moment met twee armbewegingen resoluut weg, draait zich om en weg is ze.

Daar sta ik, in een donkere vertrekhal. De tijd rolt zich al de hele avond onvermijdelijk naar dit moment uit; om mij heen en in mij. Dingen versnellen en vertragen. Ik vraag me af waarom ik, in weerwil van wat ik net meemaak, me zo gelukkig en rijk voel. Het is geloof ik inspiratie; voor het leven; voor veelkleurigheid. Omdat de wereld om mij heen bestaat, met al die mensen die ik ontmoet, al die verhalen, op ongwone plekken en momenten. En dat ik dat mag meemaken. Wat een beroep, wat een leven heb ik toch.
En mijn lieve vriend Serge erbij.
En mijn lieve meissie waar ik naar op weg ben.

We gaan naar de gate, krijgen twee prima stoelen en vliegen naar Manila, waar we in een buitenwijk van de gekte die Manila heet, Giean, die niets weet van onze veranderde reisplannen, de lazerus laten schrikken als we haar opwachten bij haar werk.

Onze vakantie kan beginnen.

Wednesday, November 6, 2013

Multi-culti happen!

Binnenkort ga ik voor drie weken naar de Filipijnen. Een bijzondere trip omdat mijn goede vriend Serge meegaat en voorgesteld wordt aan de vader van Giean. ‚De- boezem-vriend-van’ is in de Filipijnse cultuur een heel ding, dus ik kijk er natuurlijk erg naar uit. Maar we gaan ook de eilanden verkennen en daarmee het leukste van reizen doen: lokaal happen!
Onder het motto: ‚het zijn dezelfde moleculen, alleen anders gerangschikt’ beweeg ik mij al zestien jaar etend over het aardoppervlak en kan met recht zeggen dat ik op enkele spinnen, krekels en natuurlijk balut na - zoek het op als je niet weet wat ik bedoel - zo’n beetje alles al het mondje in heb geschoven. Ik leef nog steeds en ben erg blij!
Maar ik ben ook een romanticus. En elke keer, als ik ergens voor het eerst komt, drijft het avontuur mij naar het meest lokale voedsel dat ik maar kan krijgen. En het kan mij niet lokaal genoeg; ik wil de essentie van een cultuur uit elke stuk fruit, vlees of kruid persen en de hartklop van die mensen en hun land in mij voelen en proeven! Zo heb ik op Taiwan, in het mistige hooggebergte, een lokale lunch genoten, die door enkele leden, van de uit twee procent van de bevolking bestaande afstammelingen van de Fiji-eilanden, voor mij bereid werd. Wie eet dat nou als ie daar is? Super-apart, toch? Maar.. ook totaal niet te hakken zo goor. Edoch, ik had tranen van ontroering in mijn ogen. Niet gelogen. Voor geen goud willen missen. Fuck die Chinese dim-sum!
Afijn, omdat ik naar de Filipijnen ga, herinner ik mij dat ik bijna twee jaar geleden bij een bezoek van vier weken op het afgelegen eiland Siquijor, nou precies eens het tegenovergestelde heb geprobeerd! En dat leidde tot een hilarische queeste, die vast nog wel eens gememoreerd wordt door de bewoners aldaar. 

Ik had een opwelling, ingefluisterd door een vriend die verslaafd is aan Schotland en whisky (pleonasme). Opgefokt door zijn fluwelen woorden en wetende dat ik vier weken gestationeerd zou zijn in een slaperig resort aan de kust, kocht ik op de luchthaven van Manila, vlak voordat ik naar Siquijor vloog, een fles whisky voor mijzelf. Dat had ik nog nooit gedaan op een vakantie en ik was zo verguld met deze onverwachte kneuterigheid, dat ik het opeens helemaal voor me zag: wat als ik nou voor de vier weken dat ik daar in dat hutje zat te schrijven, een zo Nederlands mogelijk ontbijt voor elkaar wist te krijgen? Op dat godvergeten eiland. 's Ochtends pindakaas op brood en 's avonds - oké, kleine knieval voor onze westerburen -  Schotse whisky. Dat leek me nou een leuk uitdaging! Zo begon het.

De vraag is: 'kun je op een totaal afgelegen eiland in de Filipijnen een Nederlands ontbijt bij elkaar scoren?' En als ik ‘afgelegen’ zeg, bedoel ik ook afgelegen. Zo’n plek waar je gedumpt wordt op een stil strand; waar het eerste houten huisje langs de weg. met lauwe biertjes en taaie chips, twintig minuten down the road is en een winkeltje met noodles, ice-tea, wasmiddelen en kauwgom niet alleen de enige en echte supermarkt genoemd mag worden op het eiland, maar ook nog eens een half uur rijden is (terwijl anderhalf uur lopen handiger is omdat je blij mag zijn wanneer er uberhaupt een lokale zijspan voorbij komt). Zo afgelegen. Wel, dat is dus niet makkelijk. Je moet er dus de romantiek van inzien. En daarom is het me gelukt. Nou ja, op z’n Filipijns dan.
Mijn ontbijt bestond uit – oke, toegegeven - zelf meegenomen Nederlandse koffie. Verder?
Ten eerste heb ik pindakaas gevonden, geloof het of niet (eet ik nooit, maar het alternatief ter plekke was lokale papaya-moes. Doe jij het?). De eigenaar had zijn nering in een voormalig bushokje op een zanderig stukje terrein langs de kustweg en hij had die pot met pindakaas een paar weken op het keukenplankje zien staan. Hij had meerdere keren aan zijn dochter gevraagd wat het toch was en hoe het daar kwam, maar zij wist het ook niet. Toen ik interesse toonde wilde hij uitleg, maar daar begin ik dus niet aan hè. Pindakaas is Nederlands. Ieder zijn ding. 
Vervolgens vond ik in het dorp een klein winkeltje - gerund door een even mooi, als koppig vrouwtje - waar om onduidelijke redenen een aantal westerse A-merken stonden. De totale willekeurigheid van het inkoopbeleid ontnam mij echter elke logische conclusie waarom dit winkeltje überhaupt bestond, ook omdat de artikelen daar overduidelijk al wat jaren stonden. Ik checkte de uiterste houdbaarheidsdatum van een en ander en wandelde triomfantelijk met een blik ingemaakte kalkoen de deur uit. 
Nog nooit eerder genuttigd -- en ook nooit meer hierna. 
Ik vond bij een stoffig winkeltje in gedateerde doe-het-zelfbenodigdheden vreemd genoeg.. ceddar-cheese uit Amerika (dat is zoute shit waar geen koe aan te pas komt). En, jawel.. marmelade! Maar.. ehh.. ‚light’. (Ja, het bestaat. Het is ook op het eiland aangekomen, heeft vijf weken in de zon gestaan en werd toen aan mij verkocht. Zo smaakte het ook). 
Het meest trots was ik toch wel met, jawel, brood.. sneetjes brood! Verdomd, gevonden! En dat in de Filipijnen, waar je alleen in super-de-luxe cadetterettes in Manila een soort iets vind dat naar brood ruikt, maar alle kanten uit veert als je het met één hand vasthoud. Nee, dan mijn eiland. Dat ging even anders. Ik heb met een stelletje lokalen het jachtseizoen geopend en in een inheems hutje, langs een hobbelig weggetje in het volgende dorp, het enige bruine brood van het eiland ontdekt. De eigenaar keek wantrouwig, het lag er per slot van rekening al erg lang, maar het kon nog net. We hebben de zaak afgezet met prikkeldraad, onder de UN geflikkerd en alleen ik en niemand anders mocht er nog bij komen, resolutie 8.45.9.
Voor het laatste en belangrijkste item had ik subtiele tactieken nodig. Een week lang heb ik zo veel mogelijk lokalen gepest met het feit dat ze op dit exotische eiland, waar de sappige vruchten, als je niet uitkijkt, gewoon je onderbroek in vallen, geen verse sinaasappelsap of überhaupt vers sap hebben. Ze verkopen alleen maar ice-tea! Hier, tussen palmboom en azuurblauw.. Ice-tea! Kun je het geloven? Ice-tea in plastic flessen, ice-tea in kartonnen flacons, ice-tea in in aluminium zakken, vloeibaar, poedervorm, syroop-basis, ijsjes… smaken als perzik, limoen, aardbeien, groene thee, jasmijn, mango, aloe-vera, kokos,..Noem iets eetbaars en Filipino's maken er ice-tea van. De hele archipel is aan de fucking ice-tea. Elke dag die mierzoete troep. Na een week krijg je kiespijn, na twee weken wordt je hyper en na een maand loop je een ziekte op. Afijn, dit pestte ik dus twee weken hun kant uit. Zij schaapachtig grijnzen en dan onverstoord ice-tea aanbieden hè. Ettertjes. Maar ik hield mijn rug recht en toen ik ze er eindelijk onder had hebben ze me, weliswaar schoorvoetend, naar een nog kleiner huisje gebracht. Ditmaal hogerop in de bergen, bij een verlaten schoolgebouw. Een oud mannetje deed open. Hij had een totaal aangevreten gebit. Dat kon de ice-tea zijn, maar ik vermoedde iets anders. En jawel, achter zijn huisje, bij zijn oude geit, stonden en paar pakken ijsblokken tegen de muur in de schaduw. Hoe die daar nou in Godsnaam aankwam, zo hoog in de bergen, was mij een raadsel, maar het ging mij om wat er onder stond. Sinaasappelsap.in vijf oude, plastic 1.5 liter flessen. Ik weet niet waarom die daar stonden en hoe lang al, maar ze waren van mij.

Vier weken heeft deze jongen dus een soort kopie van een een Nederlands ontbijt in zijn koelkast gehad. Was het te doen? Wel, alleen de koffie ging op. En o ja, het brood ook, al bleef het behelpen (alleen een spons is flexibeler). Omdat ik zo verguld was met het vinden van ingeblikte kalkoen heb ik die smerigheid pas halverwege mijn vakantie weg geflikkerd. De cheddar is een keer per ongeluk een dag buiten de koelkast gekomen (weet je dat je dan trouwens gesmolten plastic krijgt?) en de marmelade - dat had ik kunnen zien aankomen -  liep op een dag uit zichzelf mijn hut uit. 
En die sinaasappelsap? Dat bleek gewoon ice-tea.. met sinaasappelsmaak. Dit is niet gelogen. Stelletje dieven.


Tuesday, October 22, 2013

Fietsende Filipina


Een van de dingen die Giean vol overgave doet in Nederland, is fietsen. Laatst besloten we dat naar IKEA, Amsterdam Zuid te doen. Het had wat voeten in de aarde want heen en terug vijfentwintig kilometer. Ten eerste is dat veel te veel voor een Filipina die het fietsen nog onder knie moet krijgen; die dat, ten tweede, leert in een stad waarvan de bewoners het defect hebben dat zodra ze een zadel onder hun reet hebben veranderen in tuig; maar vooral voor Giean’s benen, die, ofschoon ik ze adoreer, volledig onthouden zijn van enige spierkracht van betekenis.
Maar Giean had zin in frisse lucht en ik eigenlijk ook. Stukje Ingmar-Giean dynamiek: Ik stelde veel te snel de fietstocht voor en Giean stemde daar veel te snel mee in. Vervolgens ging ik, zoals vaker, met terugwerkende kracht mij afvragen of mijn suggestie wel zo verstandig was en Giean op haar beurt voelde, zoals wel vaker, een competitief element in mijn voorstel en piekerde niet over een aftocht .Na wat aarzelen stemde ik in, onder voorbehoud Giean op de bus te zetten als ze niet meer kon en zelf met haar fiets aan de hand terug te fietsen. 
Stukje mannelijk moment werd gewaardeerd en wij gingen op pad. En dat heb ik geweten.

Giean’s fiets is klein, zeg maar gerust klasse schoolgaande jeugd. En als je daar een Filipina met een lange, donkerblauwe herfstjas en een zwarte baret op plaatst, dan praat je al gauw over een Fietsende Jas, in plaats van een Fietsende Filipina. Bovendien heb je de aandacht van De Amsterdammer, wat op zichzelf een bijzonderheid is. Dat wil trouwens niet zeggen dat je ook zijn respect hebt.
Als iemand het lange stuk van de Bilderdijkstraat, via het Museumplein naar uiteindelijk de Amstel kent, hoef ik niets te zeggen. Neem een zeer drukke Amsterdamse straat, een te dun fietspad met daarop het gênante en levensgevaarlijke resultaat van een doorgefokte folklore, oftewel, de Amsterdamse Fietser en je begrijp dat daar gaan fietsen met een lieve, integrerende Filipina niet betekent dat je lekker naast elkaar van de omgeving kan gaan zitten genieten. Mijn probleem die middag was dat Giean besloot dat wel te doen. Temidden van deze half-gare gekte was zij zich van welk sociologisch probleem dan ook niet bewust en zat overmatig te genieten van mooie reclame-fotografie en, zich vooral op hoge verdiepingen bevindende, stads-architectuur. Dus mijn enige, ongewilde, rol - voor meer dan 4km - bestond er in zo dicht mogelijk achter mijn lief te blijven plakken en hier en daar wat te roepen in de trant van: ‘hou rechts’, ‘stoplicht’, ‘autodeur’, ‘peuter’..

Toen we bij het beruchte kruispunt bij het stedelijk museum aankwamen waren we tien minuten onderweg en had ik eigenlijk wel het gevoel mijn meisje in de hand te hebben. Het licht stond op groen, wat kon nou mis gaan? Het keurig gekrijte ‘fiets-voor-rijd’ vakje, aan de rechterkant van het fietspad voor naar links overstekende fietsers, een vak dat de Amsterdamse gemeente heeft opgekalkt met het naïeve idee dat een Amsterdammer daar ook werkelijk in gaat staan, stond leeg. Ik begon al wat relaxter te ademhalen. Een groep toeristen op een fiets - u weet wel, die aliens die net als Amsterdammers niet kunnen fietsen, maar dan veel langzamer - reed voor Giean half schuin naar rechts, naar dat vakje toe, om daar te gaan wachten voor hun oversteek. Giean, nog steeds in een andere download van onze werkelijkheid, benaderde het kruispunt meer vanuit een architectonisch dan verkeerstechnisch oogpunt en nam totaal onlogisch aan dat ze, om rechtdoor te gaan, rechts om de aliens heen moest, in plaatst van het volkomen logische links er omheen. Wie het gemiddelde straatbeeld in Manila kent, beseft overigens dat we hier niet te maken hebben met iemand die geen keuze voor de goede richting kan maken, maar iemand die op dat vlak nog nooit met een keuze heeft hoeven maken.
Ik reed uiteraard links om die mensen heen, wat mij een eersterangs plek opleverde voor wat ging volgen.

Een aantal elementen kwamen op dat bewuste moment samen: er was op deze druk-bezochte hoek het type 'onhandig geprobeerd terras', je weet wel, glazen, kopjes en wankele tafels; dan de aliens, die het hele hoekpunt in beslag namen en het zicht aan alle kanten ontnamen en tot slot mijn Filipina met een spiergebrek in de benen.
Ik zag Giean, of althans, een jas op wielen, dus rechts om de groep heen gaan, alwaar bij Giean het besef doordrong dat zich daar helemaal geen doorgang bevond en een stoep met wankele tafels het enige alternatief was. 'Remmen' werd als zodanig niet in overweging genomen, want dat kan Giean alleen met een remweg van minstens vijf meter. Ik stond erbij en keek ernaar en zag een heel scenario door mijn lief heengaan. Allereerst berekende zij pijlsnel de afstand tot het terras, deelde dat door het aantal spieren in haar benen en vermenigvuldigde dat met de druk van haar achteruittrap rem, vervolgens ontkende ze gewoon de uitkomst van deze som en hoopte vermoedelijk dat daarmee ook het terras zo maar zou verdwijnen. Dat gebeurde echter niet, waarna ze razendsnel van tactiek veranderde; ze zette haar gezichtsuitdrukking op heel cool waarmee ze de indruk wekte dat het dwars door een terras heen fietsen een normale Amsterdamse gewoonte is (wat ook zo is) en rolde heel relaxed, maar onvermijdelijk de stoep op. 
De mensen op het terras moeten de schrik van hun leven hebben gehad toen zij een soort van lang jasje op wieltjes, met de benen losjes van de trapper en een gezichtsuitdrukking alsof er totaal niets aan de hand is, recht op zich af zagen komen.

Hoe mijn lief het voor elkaar kreeg weet ik niet, maar er ging geen biertje en zalmpje om. Zij verontschuldigde zich door de mensen heen en klom weer op de fiets. Daarna gaf zij zich voor de komende tien minuten gelaten over aan de oncontroleerbare stuip-lach van haar vriend, die overigens tegelijkertijd besloot voor de rest van de rit de wacht te verdubbelden.

We zijn uiteindelijk aangekomen bij IKEA, zijn terug gefietst - jawel, respect - hebben een gezellige avond gehad en de volgende dag kwam Giean pas tegen 1 uur uit haar bed. Ik kookte die avond iets lekkers.

Heerlijk wezen..


Zeur-Pieten

Het was begin jaren Negentig en ik deed een opleiding tot muziekleraar aan het conservatorium in Utrecht. Op woensdagochtend hadden wij altijd stage-ochtend en zwermden uit over Utrecht om op scholen muziekles te geven. 's Middags kwamen we dan terug op de Mariaplaats in Utrecht, om na te bespreken. Op een keer was dat onder leiding van een mentor die nogal katholiek was. Zo eentje aan wie je het ook ziet, zal ik maar zeggen. Een van de studenten was ontzettend opgetogen, want zij had die ochtend in een gemengde school een kanjer van een les voor elkaar gekregen; de kinderen hadden enthousiast gezongen, gedanst en instrumenten bespeeld. Kortom, een toppertje, zeker omdat die klas uit een enorme rits nationaliteiten bestond; ga er maar aan staan. Maar het was haar gelukt en ze was terecht trots. 'O ja', zei ze er met blozende wangetjes bij, 'ik had ontzettend veel aan die drie Afrikaanse jongetjes. Die houden met hun ritme-gevoel de hele boel bij elkaar'.
Onze mentor werd stil en keek mijn studiegenoot streng aan. Vervolgens maakte zij het langzaam bleek wordende meisje duidelijk dat het nogal discriminerend is, zo niet racistisch, als je er vanuit gaat dat Afrikaanse kinderen een beter ontwikkeld ritmegevoel hebben. Het is noodzakelijk dat je als toekomstig leraar afleert in dat soort generalisaties te denken. 
De studente keek nogal beteuterd uit haar ogen. Een ander probeerde het nog met een zwak ‘ Ja maar, ze zijn inderdaad veel ritm….’ Ook dat werd afgekapt en we hebben over het hele voorval, laat staan over dit onschuldige fenomeen, nooit meer gesproken.

Ik heb altijd mijn mond gehouden over dit voorval, maar ik begreep er niets van. Hoe kon iemand de woorden 'discriminatie' en 'racisme' in de mond nemen, als diezelfde persoon elke zondag in een kerk een wit-geboende Arabier zat te aanbidden? Meten met twee maten heet dat toch? Maar ik werd ouder en begon nuances aan te brengen. Ik begreep dat deze lerares niet met opzet politiek correct zat te zijn, maar dat zij vanuit een dieperliggend gevoel van rechtvaardigheid ten aanzien van mensen die anders zijn, haar standpunt neerzette. Alleen deed zij dat op een manier die ik zelf plaats onder de rubriek: verkeerd doelwit. Net  zoals het aanvallen van haar witte Jezus ook niet relevant is.

En hetzelfde geldt in mijn ogen voor de discussie over Zwarte Pieten; wrong target.

Ik vind die arme Piet niet het probleem. Volgens mij is er so wie so geen probleem. We leven in multi-culti samenleving en samenleven is gewoon moeilijk. We maken even vaak problemen als we oplossingen bedenken. Heel veel mensen doen dat elke dag weer, struikelend en opstaand, elkaar verketterend, maar dan ook weer de hand reikend. Ik woon in een gemengde buurt en zie dat overal om mij heen en in mijzelf. Ik heb zo'n vijf keer per dag een discriminerende of zelfs racistische gedachte in mijn hoofd en kom daar vijf keer per dag weer op terug, omdat ik net als de meeste mensen nou een keer aan zelfreflectie doe. Maar dit zal nooit in het nieuws komen, omdat 'balans' niet verkoopt. Er zijn echter ook mensen die gaan zitten etteren, op bijvoorbeeld zoiets als Zwarte Piet. Hun z.g. support aan de multiculturele samenleving wordt volgens mij gevoed wordt door sentimenten en angsten van meer persoonlijke aard. Die groep krijgt wel spreektijd, want angst en agressie - en vooral de introverte broertjes ervan; ironie en sarcasme - verkopen grif. Die groep wordt gevormd door bijvoorbeeld salon-socialistische types die hun schaamte voor onze en hun eigen rijkdom proberen te compenseren met opgeklopt rechtvaardigheidsgevoel; dan heb je wat droevige mensen - meestal ex-religieuzen of kinderen daarvan - die met God's werken ook de menselijke goedheid dood verklaren, maar niet dat overgeërfde schuldcomplex. Zij dragen graag alle wandaden van hun overleden landgenoten op de schouders en zien overal racisme (wij Nederlanders hebben de joden bedrogen, de Indonesiers vergriept, de Afrikanen verpest en nou moet Zwarte Piet ook dood. Wij deugen niet). Dan is er ook nog een groep boze donkere mensen die elke kans om in een slachtofferrol te kruipen aangrijpen; hun spreekbuis is die kakelende Indische-Surinamer met een vet agressie-probleem, die te veel op TV mag verschijnen. 
En tot slot hebben we een aantal echt serieus gekwetste donkere mensen.
Maar ik verwed er een vermogen onder, dat deze laatste groep geen enkel probleem heeft met Zwarte Piet, omdat zij echte nood hebben en dan scheidt je hoofd- meestal als vanzelf van bijzaak.

Sinterklaas is het feest van het geven van een kado's aan elkaar. Daarin zit een hele krachtige metafoor. Die van leren geven en leren ontvangen. Die metafoor zegt eigenlijk dat als je iets goeds doet voor een ander, dat je dan iets goeds terugkrijgt. Net als dat we een jong kind ‘dank je wel’ leren zeggen. Hij beseft nog niet het gevoel bij die uiting, maar de reactie die hij vervolgens van de ontvanger krijgt, leert hem later, wanneer hij zich bewust wordt van gevoelens van dankbaarheid, dat zoiets tonen aan de ander, goed is voor hemzelf en die ander. Daar bouw je een samenleving op. Want zo'n mechanisme van wederkerigheid gaat eigenlijk over Vertrouwen.
De ander Vertrouwen.
Elke verdachtmaking van racisme, so wie so elke commerciele uitwas van dit feest, elk ongelukkig gezin dat vertwijfeld aardig zit te wezen op 5 december omdat het 'moet', of al die andere redenen die bange mensen aanvoeren om dit feest van zijn glans te ontdoen, houdt niet tegen dat er op dit feest heel veel mensen van elkaar leren dat je ook met respect met elkaar kunt omgaan. Maar in Nederland leven we momenteel in een verkrampte houding naar elkaar. We vertrouwen elkaar, de wereld, politici, misschien wel onze eigen kinderen en hoogst waarschijnlijk onszelf niet meer. En dus ook niet het kind in onszelf, dat ritueel geleid, op 5 December weer wat ruimte kan krijgen om te ademen en te zien hoe authentiek en onbevangen gedrag naar elkaar uiteindelijk de echte leidraad is voor samenleven. Daarbij komt ook dat wij Nederlanders zo ontzettend snel klaar staan met onze gefixeerde mening, waardoor dit wantrouwen een harde rand krijgt en die rand lijkt er momenteel voor te zorgen dat we collectief tegen elkaar opbotsen. We hebben gewoon meerdere Sinterklaasfeesten per jaar nodig, in plaats van afschaffing.

Dat is waarom ik zo blij wordt van Sinterklaas en die Zwarte Pieten die mij, ergens tussen vrees en opluchting, weer even in de spiegel laten kijken.

Moeilijk he, Prem?



Thursday, September 5, 2013

Mijn Meissie


Giean, mijn Filipijnse vriendin, is voor de tweede keer in Nederland. Om Nederlands te leren. Maar er wordt in ons Amsterdamse appartement ook ‘Ingmars’ en 'Gieans’ geleerd. 
'Gieans'.. dat is soms veel makkelijker, maar vaak juist moeilijker dan ik dacht. Ik ben een 'opinionated’ baasje dat ook een lichte neiging heeft - ik druk me met mededogen naar mijzelf uit - anderen met een ongewild psychologisch inzicht in hun persoonlijkheid te vermoeien. Tja, dan stoot je met zo'n hard-core, introverte Aziatische natuurlijk voortdurend je hoofd; hoe ontleer je te denken dat je iemand kent..
Giean is een praktisch ding en in de ogen van haar sentimentele, romantische, bij ‘KRO's Spoorloos’ jankende geliefde soms een droge tante, die, als ik bijvoorbeeld met een plotseling gevoelig geuite ontboezeming kom, mij vrolijk attendeert op een leuk jurkje in de etalage. En wanneer ik met veel verontwaardiging de aandacht vestig op een nieuwsflits met 30.000 doden, verklaart zij, met volledig voorbijgaan aan mijn behoefte aan een emotioneel en filosofisch gesprek over de wereldvrede en het belang van een parlementaire democratie, dat de door mij klaargemaakte kippenpootjes zo lekker zijn en of ik nog wat wil. Wanneer ik koud bekomen ben van deze dubbele brute en harteloze reactie, gebeurt het dat ik haar een hachelijk verhaal vertel. Een van mijn collega’s was op safari en tijdens het stoppen bij een kudde giraffen komt een van die dieren, tegen alle wetten van ‘hoe-gedraag-ik-mij-als-giraffe’ in, recht op haar af, buigt ten overstaan van de totaal ontzette Rangers zijn lange nek naar haar toe en legt zijn grote, warme giraffen-hoofd voor een paar tellen tegen het gezicht van mijn collega.
Giean eet haar meloen gewoon door, maar er staan stille tranen in haar ogen. 

Dat is nou 'Gieans'
En de angstige genegenheid-zoeker in mij is opgelucht.

Een paar dagen geleden verras ik mijn lief door haar na haar Nederlandse les af te halen, de bus te nemen naar vlak bij de Polderbaan; lekker een middag vliegtuigen spotten! Mevrouw heeft gevoel voor drama dus zo'n grote Boeing langs je neus, dat gaat er in als koek. Alleen heb ik bij mijn spontane voorbereiding, die wel anderhalve minuut duurde, vergeten meters te tellen op google map, waardoor het wandelingetje naar de Polderbaan opeens toch heel veel langer wordt. Dwars door grasvelden, over fietspaden en langs bermen van snelwegen, komen ik en mijn dunne gympies dragende vriendin aan bij de beruchte start/landingsbaan die midden in het uitgestrekte polderlandschap ligt. Natuurlijk is het snoeiheet, is er geen schaduw en o ja, ik heb te weinig water bij me. Giean, niet direct een expert in wandelen, houdt zich toch vrolijk op de been en geniet van de vliegtuigen om haar heen. Maar ik voel mij opgelaten. Als gepassioneerd wandelaar wil ik mijn geliefde natuurlijk graag laten ‘wennen’ aan een goeie wandeling - 'zachtjes in-masseren' heet dat in relatietaal. Maar ja,  je kunt ook overdrijven. En terwijl ik hier en daar een zoen op het bezwete hoofd naast mij plaats - ‘charme-offensief’ is de naam die we daaraan geven - vrees ik een tegenreactie die gelijk staat aan een onverwachte plensbui wanneer je iemand voor het eerst de geneugten van het kamperen wil laten proeven; retreat, pull-down en vergeet het verder maar. Maar goed, het wordt nog nijpender als blijkt dat terug lopen naar de bushalte een beetje ver is, internet ontbreekt en wij op aanraden van een voorbijganger besluiten door te lopen om op de gok een bushalte te zoeken.
Om een lang verhaal kort te maken: de bushalte komt voorlopig niet, Giean krijgt blaren op beide hielen, ik een droge bek omdat ik het beetje water dat we hebben voor Giean reserveer en o ja, de zon staat ook lekker te broeien op onze blote bolletjes. De moed zinkt mij in de schoenen, daar midden in dat grasland. Uiteindelijk lopen we een slaperig dorpje binnen, waar een bus moest zijn. Die vinden we ook. We lopen die dag in totaal 9km. Maar daar gaat het net om. 

Terwijl ik mij tijdens onze barre tocht wat gegeneerd wentel in schuldgevoel kijk ik af en toe schichtig naar Giean. Maar die is blijkbaar niet kapot te maken, want tussen af en toe een oprechte kerm van pijn (thuis wordt het hete naalden en compeed voor de arme schat), grapt ze zich moedig verder langs de weg, fotografeert er op los en vertelt hier en daar een van haar beruchte totaal onsamenhangende verhalen. Ze initieert gewoon een gezellige overbrugging van onze vervelende situatie (en we praten hier toch echt over dezelfde vrouw voor wie een trap omlaag naar de metro in Manila al aanleiding was voor zuchten, steunen en een hoop drama)
'Gieans'.
En opeens besef ik dat ik in mijn geliefde een bondgenoot heb gevonden, die net al ik van elke situatie, hoe rottig ook, een feestje kan maken. Die tegen stress kan, zich niet laat kisten en de zaken neemt zoals ze zijn. Mijn stille kritiek dat zij soms wat afwachtend en weinig ondernemend kan zijn komt opeens in een gedifferentieerder licht te staan, omdat ik besef dat haar grote mate van flexibiliteit voortkomt uit exact dezelfde bron als haar passiviteit; namelijk haar - denk ik - Aziatische neiging om dingen te nemen zoals ze zijn en niet zo moeilijk te doen. En dat overgoten met het typische Giean-sausje van positief-sarcasme (jawel, het bestaat en het heet ook ‘Gieans’), maakt dat ik daar op die lange polderweg, met de hete zon op mijn kop, besef dat ik een parel in handen heb; een vrouw waarmee ik wel eens de grillige golfbeweging van het leven zal aankunnen en die vasthoudend naast mij gaat staan in voor en tegenspoed.

Terwijl ik dit type kijk ik naar haar foto en krijg een rilling in mijn buik: dat daar is mijn meissie. Dat daar, zij ja, dat is mijn meissie!

Tuesday, March 5, 2013

Allemaal India…

Het volgende verhaal is echt gebeurd. En het is zo absurd, dat iedereen die ik er daarna over vertelde mij steeds weer aankeek met zo’n blik van: ‘Vriend, die heb je vaker verteld… en hij is steeds mooier geworden’. Echter, het is precies zo gegaan als ik het hier opschrijf. Er is geen woord aan gelogen.

Eind jaren negentig werkte ik net als steward. Een van mijn eerste gedenkwaardige reizen was een zevendaagse trip naar Delhi, India. Ik was nog nooit in India geweest en ik kreeg de waarschuwing die elke eersteling krijgt; India is ‘lastig’. De armoede, de smerigheid, de hectiek, de straatkinderen. Alles komt tegelijk op je af. En daar nog eens doorheen meanderend die fatalistische spiritualiteit van het hindoeisme, met zijn kastensysteem als genante uitwas daarvan.  Nou, ik vond India inderdaad lastig, Later wende ik eraan.
Die eerste keer besloot ik met twee andere collega’s de ochtendtrein naar Agra te nemen om de Taj Mahal te bezoeken. Een van de zeven wereldwonderen. We moesten allemachtig vroeg op -  vier uur  - maar deze treinreis was onvergetelijk. We reden, met zo’n ouderwetse Engelse trein, in een heel rustig tempo door de vroege korenvelden van het Indiase platteland en alles was zoals ik het me ooit voorstelde bij het kijken naar films als Passage to India of Ghandi. In India hangt overal en altijd een naar houtskool en wierook ruikende lichte mist in de lucht. Het is een milde waas, die, beschenen door de ochtendzon, de straten en velden een zacht-gouden glans geeft. Ik was overweldigd en stil en zou die geuren - en ook kleuren - van India nooit meer vergeten.  Nog steeds wanneer ik India bezoek overvalt mij het gevoel van die eerste keer.
Maar... ook een glimlach om wat me toen is overkomen.

We kwamen vroeg aan in Agra. Het kleine dorpsplein bestond uit niet meer dan wat stoffige huisjes, wat lokale ochtenddrukte en hier en daar een vroege fruitverkoper. Niets wees erop dat hier, ergens achter de hoge bomen en armoedige huizen, die megalomane ijspunt, de Taj Mahal, zou kunnen verrijzen. Of het moest het opvallend grote Engelse stationsgebouw zijn; een ouderwets karkas, dat overbodig afstak tegen tegen de intimiteit van het kleine pleintje, waar zich tussen juten balen en oude houten karren het onoverzichtelijke geharrewar van marktkoopmannen en andere vage figuren afspeelde.
Afijn, wij hulpeloos dat stationsgebouw uit en een beetje vraagtekenachtig om ons heen kijken. Nou ja, dat hoef je daar dus niet lang te doen. Binnen twee seconde stonden er vijftien mannen om ons heen, die ons met donkere ogen afwachtend stonden aan te kijken. Taxi? Twee donkere ogen met dito grote snor stonden het dichtstbij. Die kozen we.
Nou hadden wij, om redenen die ik vergeten ben, in Delhi slechts enkele-reis tickets kunnen krijgen en bedachten dat we eerst kaartjes voor de terugreis wilden kopen. Dus dat zeiden wij tegen de donkere ogen. Of hij misschien even kon wachten. De man keek ons echter gedecideerd aan.
‘Traintickets?’ zei hij, in dat typisch Indiase verstopte-neus-Engels. ‘Come with me’.
Wat ons precies bezielde weet ik niet meer - het is lang geleden - maar wij stapten in, in zijn riksja. Dat was onlogisch want het stationsgebouw was op loopafstand. Bovendien reed hij, terwijl we elkaar nog wat bedenkelijk aankeken, opeens de andere kant uit, het dorp in.
Wat toen gebeurde zal ik nooit meer vergeten.
Dat de man van het stationsgebouw wegreed was al vreemd, dat hij maar bleef doorrijden ook, maar op een gegeven moment werd het ons duidelijk dat de man het dorp aan de andere kant gewoon weer uit reed! De landerijen in. En hij maar vriendelijk lachend opzij kijken als een van ons iets probeerde te vragen. Stoffige huisjes maakten plaats voor hier en daar een boerderij; brede lanen met bomen weken voor zanderige weggetjes en het werd steeds stiller. Het was toen dat ik mij begon te realiseren dat er een dijk van een mooi verhaal zat aan te komen. Ik was benieuwd hoever de man zou durven gaan met wat hij dan ook van plan was. Want hier tussen het eenzame koren ging van zijn levensdagen geen treinticketloket plaatsvinden. No way.
Dat gevoel werd bevestigd toen de riksja stopte voor een groot erf, met een huis en een gammele schuur ernaast. Onze chauffeur stapte uit en draaide zich naar ons om.
‘Tickets’.
Terwijl wij elkaar lacherig, maar ook zo’n beetje totaal verloren aankeken, liep de man vooruit naar de schuur, opende de half kapotte deur en verdween. Het was stil om ons heen. Daar stonden we, op een dor en stoffig erf midden in het verlaten boeren landschap van India. Hier en daar het geluid van onbekende ochtendvogels en dat was het dan. We hoorde wat gerommel in de schuur en daar kwam onze man weer naar buiten, met een houten bord op vier poten. Hij klapte het uit en plantte het naast de deur van de schuur.
‘Tickets’ zei de man en keek ons nu wat serieuzer aan.
Wij hadden even geen woorden, want op het bord stond, in klungelige handgeschreven letters, maar wel overduidelijk, het volgende woord: traintickets. Ik denk dat we toen drie hetzelfde voelde: 'Dit is er een. Godsamme, wat er hierna ook gebeurt, dit is er een! Een authentiek, onvervalst 'Sterk Verhaal', voor bij alle, alle en alle toekomstige crew-borrels, waar ook ter wereld, multi-recyclebaar, instant succes, gratis bier. Een knaller, beste mensen!'
We werden genaaid, maar op zo’n doorzichtige manier, dat ik me bijna schuldig ging voelen tegenover deze man. Hij keek ons, niet geremd door enige twijfel aan het succes van zijn opzet, met een zelfverzekerde blik aan en ik onderdrukte een proest. Ik zou toch niet nu, in ‘his finest hour’, zijn show gaan bederven? En die van ons, niet te vergeten! Ik had het ongetwijfeld luttele bedrag er graag voor over om te zien hoe hij zich hieruit ging redden. Dat hem dat uiteindelijk inderdaad ging lukken kon ik nog niet weten. En zeker niet de manier waarop.
We stapten de schuur in.
De ruimte was helemaal leeg, op een houten tafeltje en een stoel na. Op het tafeltje stond een blikken doosje. De man ging op de stoel zitten en keek ons aan.
‘How many tickets?’
Een vrij onlogische vraag. Een van ons zei:
’Three. How much?’ (prima om genaaid te worden, maar dan wel goedkoop graag).
De man keek ons alle drie aan, aarzelde even, maar trok hem handig door met het noemen van een bedrag dat, afgaande op wat wij in Delhi hadden betaald, veel te veel was, maar waar je in Nederland nog niet eens het stationsgebouw mee uitkwam. Dit was India. Ik betaalde en de man opende het doosje. In de doos zaten…tickets. Jawel hoor, dat had ie ook geregeld! Kleine licht-groene papieren strips, slecht te lezen, maar wel voorgeprint. Of de man doorhad, dat wij hem doorhadden weet ik niet, maar hij reageerde niet op ons gegrinnik. Blijkbaar kennen Indiers ironie niet. bless them. Of hij nam dat op de koop toe; handel is immers handel. Want hier komen per jaar God mag weten hoeveel buitenlandse toeristen en hij hoefde er maar een stuk of wat per dag naar zijn schuurtje te lokken – waar ze, overgeleverd aan hem en op goeie afstand van het station, toch wel betaalden – en hij had er een niet onredelijke bijverdienste bij.
Teveel domme toeristen hadden de man wellicht lui gemaakt, want alsof de hele onderneming niet al doorzichtig genoeg was, pakte hij, toen we naar buiten liepen, het bord op, zette het weer in de schuur, deed de deur dicht en liep ons voor naar de riksja. Het erf was weer het erf en de schuur weer de schuur. Ongegeneerd.
De zon trok omhoog langs de kim en de dag begon voorzichtig.

We reden naar het zevende wereldwonder; de Taj Mahal.  Een verhaal apart. Ga daar ooit heen en vergeet dan door al je ontroering en betovering niet, via de buitentransen van dit prachtige gebouw, naar de achterkant te lopen. Daar komt bijna niemand en wordt je zacht geschokt door de mooiste rivierdelta die je ooit zult zien; mistig, Indiaas, dromerig en intens. Niet vergeten, hoor!

Toen we weer buiten het terrein kwamen, stond onze chauffeur, annex ticketverkoper – yeah sure – annex grappenmaker ons tot onze verbazing weer op te wachten. Dat hadden we niet verwacht. Eens kijken wat hij nou weer voor ons in petto had! En ach, als hij ons weer probeerde af te zetten waren we wederom niet meer dan het luttele bedrag van vrijwel niets kwijt. Na veel dubieuze suggesties voor ander ‘gesubsidieerd’ toeristisch vermaak, kozen wij voor een ‘eigen’ moskee en restaurant, waarna hij ons wat grommig terugbracht naar het station. Daar, te midden van de strak kijkende donkere ogen-kermis en de nu, tijdens de dag, toegenomen hectiek, had hij opeens zijn brede glimlach teruggevonden en werden we grapjes-makend voor het stationsplein afgezet. Ik vermoedde in deze plotselinge verandering van zijn humeur geen enkele andere opzet, dan het zonder verdenking onzerzijds kunnen omschakelen naar een soort accurate besluitvaardigheid, welke natuurlijk nodig was om hem zo snel mogelijk te peren. We werden vlotjes op de opgelopen schade gewezen en na betaling wenste hij ons een prettige reis terug naar Delhi. Dat laatste vond ik humor. Net iets te rap was hij weg.
Bij het loket vroegen we om drie tickets naar Delhi en enigszins gegeneerd lieten we de drie kaartjes van onze chauffeur zien om te vragen of dit wel vaker gebeurde. De man keek ernaar en glimlachte breed. Ik voelde me beschaamd, omdat ik hem niet wilde laten weten dat het ons eigenlijk niet kon schelen; we hadden net eerste rang gezeten bij de goedkoopste en leukste comedy-show van het jaar. Ik wilde niet zijn cultuur beledigen, dus nam ik uit beleefdheid maar de rol van onnozele toerist op me.
Maar ik had me totaal vergist.
‘Ah, u heeft al drie kaartjes, zie ik. Waarom wilt u er nog drie?’

Ik keek de man perplex aan. Die had ik even niet zien aankomen. De man keek ons met dezelfde vanzelfsprekende vriendelijkheid aan als de taxichauffeur op het zanderige erf had gedaan en even dacht ik dat het z’n broer zou kunnen zijn.
Het is echt gebeurd en niet gelogen. We hebben aan de randen van een stoffig dorp, midden in het verlaten Indiase platteland, in een boerenschuur, met een houten tafel en een stoel…aan het meest tijdelijke treinkaartjesloket gestaan dat ik ooit heb bezocht. Daar, tussen het stof en de beesten, hebben we treinkaartjes voor onze terugreis naar Delhi gekocht, omdat we stomtoevallig tegen de juiste riksja-chauffeur aanliepen.
Wat een land.
 En ik heb tot op de dag van vandaag geen idee wat nou de logica achter dit hele gebeuren is geweest anders dan dat in India het idee van het ‘familiebedrijf’ aan een, laten we zeggen, verregaande flexibiliteit onderhevig is.

Later in de trein zat ik recht tegenover een oude Indier met tulband, grijze baard, lotushouding, diep-inzichtelijke blik en anorexia. De hele cliché. De man heeft mij de helft van de drie uur durende reis met een ondefinieerbaar rustige blik aangekeken; een situatie die mij helemaal stil, verward en blozend achterliet, toen hij uitstapte. Ook dit is echt gebeurd.
Maar ik heb ook melaatse kinderen zien bedelen. Met watervoeten, zo groot als een pompoen en expres afgebroken armen. Dat haalt namelijk meer geld op.

Allemaal India..