Friday, August 31, 2012

40 / 23

-->
Wat doe je als je aan het zwembad van het hotel zit en een iets te bruin gebakken vrouwelijke collega van veertig, in iets te uitpuilend badpak en net iets te aanhalig karakter je gepassioneerd en zweterig vertelt dat ze nog dolgraag kinderen wil en net een nieuwe liefde heeft gevonden.. van drieëntwintig? Ze kent hem een maand, maar voelt al heel veel voor hem. En ‘hem’ komt ook nog eens uit een cultuur – de Turkse -  waar het hebben van een veertig jaar oude vriendin, als drieëntwintigjarige inwonende jongen, nou niet meteen in de top drie van de clan staat.
Dan zit je te luisteren, terwijl veertig maal drieëntwintig meningen, generalisaties en waarschuwingen zich door je hoofd haasten naar de uitgang van je mond, terwijl die collega, met oprecht vertrouwen in jou respect, je dwingend-twijfelend aankijkt.
Tja…

Weer zo’n geval van: weet ik veel wat er in dat grote hart van ‘die ander’ aan gevoelens en overwegingen plaatsvind…. Heb ik flauw idee wat haar geschiedenis is? Haar kracht? Haar verwachtingen…Haar weg? Wie ben ik om…?

Het liefst roep ik: ‘Rrrrramkoers, poppedop!’

Maar dat weet een veertig jaar oude vrouw met een veel jongere vriend zelf ook wel.
Eigenlijk kan ik er niet eens een stukje overschrijven, want dan sluipt er toch een mening in. En die heeft toch geen waarde. Hij is uit een lade met heel veel van dezelfde soort gevallen getrokken. Daar is hij gezeefd en gefilterd en komt er als een soort Bob Ross uitrollen; perfect neergezet, maar volledig dood.  De realiteit is zo veel grilliger dan mijn aannames..

Die griet heeft kloten, echtheid, verwarring, eerlijke onrust, wellicht naïviteit en dat is het dan.

Dus ik prevel: ‘Doe wat jou gelukkig maakt…’

Jezus gatver..

De Duitser

Je hebt ze over de hele wereld, in elk land, met name in de wat armere, tropische landen: de geïmmigreerde blanke westerling met 'lokale business'. Zo’n wat verveelde, zweterige man, meestal met ontbloot bovenlijf, iets te rood van de drank of te bruin van de zon, die jou, als je niet uitkijkt, de hele avond lastig valt met alles wat hij niet goed vind aan zijn nieuwe thuisland. Als hij daarbij ook nog, en passant en ongecensureerd, de lokale bevolking meeneemt in zijn gezeur – altijd op het moment dat jij de enige aan de bar bent -  dan kan je avond als enthousiaste toerist zo maar helemaal vergald zijn.
Het is in dit geval een Duitser. Ik ben vier weken op het afgelegen eiland Siquior in de Filipijnen en hij runt het resort naast dat van mij. Omdat ze daar lekkerder eten hebben, maar vooral internet, ben ik er vaak te vinden. Veel avonden zit ik met de andere gasten en die Duitser aan een schaars verlicht barretje, nog geen vijf meter van de zee, waar wij met heerlijke foute, Filipijnse discomuziek op een aangename manier tot elkaar veroordeeld zijn.
Tanig van jaren rijst is hij dus die typische westerse man, die zo’n beetje een schemerig bestaan leidt in, in dit geval, de Filipijnen. Thuis wil niemand hem meer kennen maar hier heeft hij een tros half-bruine kleintjes van een lokale Filipina plus veel ’business-contacten’; meestal verlegen Filipino’s, die voor te weinig geld door hem aan het werk gezet worden in allerlei vage klusjes die bijna geen geld opleveren. Ze zitten overal, die eenzame, blanke mannen, met hun zelfgefabriceerde koninkrijkjes.

Het zal na een week zijn, dat deze man met mij in gesprek raakt. Hij hangt een beetje hand-onder-de-kinnerig over de bar. Met een zuinige, zure glimlach om ogen en mond doet hij of niets hem raakt, terwijl hij toch alles in de wereld schoffeert. Het is de vermoeiende contradictie van de cynicus: dàt bespotten waar je zegt niet in te geloven (en die contradictie dan weer niet willen toegeven). Iemand om te vermijden dus. 
En dat doe ik dan ook al een week. Maar deze avond ziet hij toch zijn kans en zannikt zich mijn richting uit. We hebben net een idioot uit de hand gelopen zonsondergang achter de rug; staan met z’n allen volledig Zen, met de blote voetjes, in het warme zand; hebben een koud biertje aan de lippen en de zoete geur van rijpe mango’s waait gulzig onze richting uit. Ik kan me voorstellen dat als je dit elke avond meemaakt – en de kans is groot, op een eiland als dit – dat je dan niet meer in extase raakt. Zelf zoiets went. Maar om in die omstandigheden, in je eigen opgezette toko, die draait als een tierelier, bij een betalende gast even zonder censuur je discriminerende vuil op straat te zetten, vind ik onbegrijpelijk. En beledigend. Ten eerste is bij mij nog niet alles gewend. Ik leef nog steeds in een warme ballon van ‘overkomt mij dit alles hier echt?’ Maar belangrijker, ik wil met leuke mensen zijn. Mensen die in ieder geval iets meer geestelijke spankracht hebben dan deze kwezel. Maar goed, ‘het’ luiert zich zacht-weeïg mijn ruimte binnen om daar volledig ongevraagd zijn personeel te gaan afzeiken; in het engels, zodat zij het vooral ook kunnen verstaan (hij weet dat ik Duits versta en praat). Na wat inleidende kut-opmerkingen over deze vier jonge Filipino’s – die overigens, zo valt mij al dagen op, hun baas met een soort verdraagzaamheid benaderen, die je vaak bij ouders van een jankend kind ziet - bouwt hij het thema lekker discriminerend uit. Niet alleen zijn personeel, maar alle Filipino’s moeten het ontgelden. In feite, zo dwijlt het mijn kant op, klopt van dit hele klote land geen ene ruk; de regering is corrupt, mensen lui, infrastructuur waardeloos en respect voor een hardwerkende businessman nihil. Omdat ik besloten heb dit even zonder reactie aan te horen en dan naar mijn hut te gaan, denkt hij – ook gevoed door de drank – dat ik misschien in nog wat andere ideeën van hem geinteresseerd ben. Omdat ik uit ervaring haarfijn weet waar dit heen gaat, probeer ik af te ronden. Ik doe de suggestie dat hij dan maar weer snel naar Duitsland terug moet emigreren; beter voor hem, maar ook voor zijn personeel.
Ik schiet hem lekker vilein af, maar raak nog niets eens een lege barkruk.
Mijn Duitser gaat gewoon door. Hij begint over ras.
In feite is het zo dat als wij – ik vertaal: de Westerlingen – hier niet ooit de boel waren komen opknappen, dat ‘het’ – ik vertaal: de Filipino’s -  nog halve beesten zouden zijn geweest, levend in hutten, met 'no brains'.
Zo, die zit.
En nog steeds waar zijn Filipijnse personeel bij is, hè. Dat u niet denkt dat hij per ongeluk tactisch is geworden.
Nou ben ik niet iemand om meteen racist te roepen want dat vind ik even stompzinnig als zijn statement. Terwijl ik aan mijn eigen Filipijnse vriendin denk - maar ook aan een door mij geliefd persoon, die vanuit de verwarring van het hebben van te grote visioenen, elke aardbewoner met een donkerder huidskleur, dierlijke eigenschappen toeschrijft - overkomt mij in eerste instantie een onverwachte zachtheid in mijn gevoel. Het lijkt misschien vreemd - laten we zeggen dat het ook de exotische locatie is waar ik ben - maar ik kan meteen onderscheid maken tussen de persoon, een man waar ik à là minuut een hekel aan heb, en het achterliggende drama van zijn boodschap. Het zet mij – later terug in mijn hut – aan het filosoferen over die fascinerende clash van culturen op onze kleine planeet, waar deze man zo’n schrijnend en eenzaam voorbeeld van is.
Deze man - zo fantaseer ik – kwam niet hierheen om Aziaten uit te persen en groot geld te maken. Dan was hij allang vertrokken en niet zo cynisch. Nee, ik denk dat hij – net zoals veel westerlingen - met een soort ideaal van Verlichting en ondernemingszin deze kant uit gezworven is en moest ontdekken dat de werkelijkheid niet altijd wacht op het Mooie Gelijk van de Zelfontplooiing, waar wij Westerlingen zo’n behoefte aan hebben. Een botsing dus tussen de – zoals meestal - gehaaste verlichtingsdrang van het individu en de veel tragere bewegingen van een volksaard. Misschien is zijn verdriet wel gaan imploderen tot grimmig cynisme en een gebrek aan zelfkennis heeft dat niet kunnen verheffen.
Ik heb een soort elementair begrip voor westerse mensen die in de verwarring leven dat hun cultuur de beste is en dat wij er vooral zijn om andere volkeren op te voeden. Misschien ben ik naïef, maar ik geloof, dat in dit soort glibberige meningen – zelfs die, waar mensen met dieren worden vergeleken – vaak ook naastenliefde schuilgaat. Het is echter een naastenliefde, die uitgaat van een ‘Waarheid’. Maar een waarheid is al weer verleden tijd op het moment dat het een waarheid wordt, terwijl de werkelijkheid maar door dendert en verandert.
Ik begrijp die Sehnsucht wel, dat Wagneriaanse, dat mystieke en zo gevaarlijke koordansen tussen Grootse Idealen en puur racisme. Ik denk dat je dat bijvoorbeeld ook bij de Nazi’s ziet. Volgens mij waren het niet alleen duivelse klootzakken, die binnen de Nazi-partij de energie achter Hitler volgenden, maar ook mensen die vol liefde en hoop zaten voor de cultuur en het uitdragen daarvan aan iedereen die zij een betere toekomst wensten. Maar als de tijden verwarrend zijn en het oude Europa plaats maakt voor het nieuwe licht van technologisering en globalisering, vluchten mensen in de schoot van het veilige ‘vroeger’, waar afkomst en ras nog direct verbonden is met het bewustzijn van de geest. De ontkenning dat dat verbond geen rechtsgeldigheid meer kan hebben in de 20ste eeuw, zorgt voor een onherstelbare schade. Wat zich had kunnen richten als inspiratie voor een nieuwe wereldcultuur, werd nu vervormd tot een duivelse manipulatie ter behoud van de eigen cultuur. En dan hoef je maar één man met een gek snorretje te hebben, een dubieuze schuldlast, een gefrustreerde volksaard en wellicht een mysterieuze macht achter de voorhang en opeens krijgt je ideaal een metalen pak, met een geweer en ga je over mensen heen lopen en ga je ze zelfs uitroeien.
Of veel en veel minder erg, maar toch schrijnend: je wordt cynicus op een van de bloedmooie eilanden op deze schitterende planeet en wil het licht in die ander niet langer respecteren en onderzoeken.
Ik denk dat elke nieuwe tijd weer laat zien hoezeer constructie en deconstructie met elkaar verbonden zijn. Het is als de schaduw, die automatisch gebaard wordt als nieuw licht verschijnt. We zijn er bang voor en dat is menselijk. Want die schaduw is corrupt, vervuilend, bedreigend en stampt als een baby om zich heen. We hebben nog niet geleerd om hem onder controle te houden en geven dan gezagdragers, religie’s of andere culturen de schuld.  Maar essentiele zaken moeten soms tegen de grond om ruimte te maken voor expressies van een nieuwe tijdsgeest. En om temidden van dat nieuwe en onbekende licht - waar het  besef van je eigen eindigheid op zeker moment ook nog eens zo schrijnend helder afsteekt en je verblindt voor het grotere beeld - ook nog te durven toegeven dat er geen Waarheid bestaat – en zeker niet jouw waarheid; eentje die je een heel leven met veel pijn door verlies, hebt opgebouwd -   is niet makkelijk. Voor niemand.
Ik denk dat deze fundamentele angst nergens duidelijker de kop opsteekt als in de harde, maar ook hoopvolle confrontatie van culturen, genaamd globalisering. Het wordt geleid door nieuwe energie en licht, maar maakt ook zaken kapot en sommige mensen vertwijfeld en cynisch. En soms zelfs duivels.

Trouwens, nog even terug naar mijn getergde Duitser.
Die moest op het eind nog even wat anders kwijt. En hij was nog niet eens aangeschoten, zal ik maar zeggen. Bij het onderwerp ‘Marcos’ beweerde hij dat je dat wel vaker ziet bij volkeren met ‘no brains’ en een dierlijke neiging.. dat ze gevoelig zijn voor dictators.
Het was aan mijn allerlaatste restje naastenliefde te danken dat ik me in bedwang kon houden en hem, na deze verbijsterend dom geplaatste opmerking, niet keihard met klakkende schoenzolen de Hitlergroet gaf; Mitten ins Deutsche Gesicht. Ik slikte alles wat mij later had kunnen beschamen over mijzelf wijselijk in en stond demonstratief op. Ik herinnerde ik hem kort aan het feit dat mijn vriendin Filipina was; dat zijn personeel onder gehoorafstand stond; maar bovenal dat ik me op dit ogenblik schaamde voor mijn blonde haar en blauwe ogen. Daarna verdween ik het strand op.
Twee dagen vermeed hij mij. Daarna pakte wij de draad weer op. Schuchter en zaadloos praatten wij over het even lekkere als goedkope Filipijnse San Miguel-bier en de op dat moment aanhoudende regen.

Het idee dat onze cultuur eigenlijk als maatstaf geldt voor de wereld en dat onze manier van denken de juiste is, zit diep in veel Westerse mensen verscholen, ook in mijzelf. En ik denk ik in meer mensen. Ik had die avond in ieder geval veel om over na te denken. Dus ik kan die eenzame, depressieve keizer, op zijn afgelegen eiland, wel met zijn eigen verleden om de oren slaan, maar eigenlijk verwoordt hij, zonder de politieke correctheid van de intellectueel, het gecompliceerde hooglied van de Verlichting.



De Mango

Vandaag, beste lezers, ga ik los op de mango. Los op de mango? Ja, de mango. Nou ja, de Filipijnse mango dan. Die gele, ovale, zacht-huidige vrucht die je voor minder dan een halve euro letterlijk overal op de straten van Manila en de eilanden kunt scooren – als je er al niet over gestruikeld bent, zal ik maar zeggen. 
Nu denkt u: 'Oh.. maar ik ken de mango. Die hebben wij ook in Nederland. Niet te hakken, maar wij hebben hem'. Ja, dat dacht u. Ten eerste ‘hebben’ wij hem niet, want wij importeren hem. Ten tweede is het geen mango. Waar het ding vandaan komt weet ik niet, wie het heeft ontworpen weet ik ook niet, maar een mango is het niet geworden. U koopt deze vrucht voor een belachelijk hoge prijs in onze supermarkten en probeert hem thuis een soort van te snijden. Tja, op zich gaat dat wel, maar we verwachten van een ’exotische’ vrucht veel 'nat' en 'zacht' en dat zit er dus niet in; 'leem', 'leer' met een raar smaakje. En na al die jaren denken we met z'n allen nog steeds: 'Ja maar ik pak elke keer een onrijpe'... En dat het dan ooit een keer goed komt... Nou, vergeet het maar. Het ding is gewoon zo! Volgens de beproefde Albert Heijn methode kleden we ook dit schamele product aan met onze eigen verwachtingen (en met teveel euro’s) en noemden het ‘excellent’.
Met dat idee ging ik voor de eerste keer logeren bij mijn Filipijnse vriendin thuis, in Manila. In de supermarkt liep zij meteen naar..? De mango's.  Logisch voor haar,  maar ik zag die dingen gewoon niet liggen. 
'Mango’s? Ben je gek. Gatverdamme!' 
‘Maar, Ingmar...’ 
‘Ja dat zal wel, Giean. Geef mij maar een ice-tea’.
Ik was eigenwijs. En zoals wel vaker in onze relatie, wachtte zij rustig af en toen ik de volgende ochtend in de keuken kwam, presenteerde zij mij - lieve lezers, ik krijg alweer kippenvel als ik het type –mijn eerste echte Filipijnse mango.
Over mijn bevindingen met deze duivelse vrucht, deze ‘Gouden Stouterd’, jawel, wil ik u vertellen.

De Filipijnse mango is platter – als een ingedeukte ovaal – en met een crème-gele zachte huid. Je moet Filipino zijn om precies het moment te weten waarop je hem nuttigt. Er is namelijk maar één moment in het rijpingsproces dat geschikt is voor die speciale mango-ervaring, die ik later uitgebreid aan U ga onthullen. Ben je een uur te vroeg of te laat – ik overdrijf niet! - dan kun je hem wel eten, maar daar blijft het dan bij. En dat is jammer. 'Eten' is namelijk iets te berperkt, als het om de Filipijnse mango gaat. Mijn vriendin heeft op een regenachtige avond het geheim van ‘het juiste moment’ aan mij onthuld. Ze praatte een uur onafgebroken. Ik luisterde. Daarna dronken we thee en waren samen stil.. Afijn, ik geef kort uitleg. Is de mango geel/groen dan kan hij wel gegeten worden, maar met zout. Dat is heel iets anders. Wordt hij dieper geel en kun je hem een beetje indeuken, dan bent u nog steeds ietsjes te vroeg, maar begint hij hier en daar een bruin plekje te vertonen, geloof me, dan is het kopen, naar huis rennen en happen. Waarom zo’n haast? Wel, voor je het weet is hij al bruiner en ben je te laat. (En nu heb ik het nog niet eens over de tien andere mango-soorten die het land kent en die weer zo hun eigen verhaal hebben)
Dit is de simpele uitleg. Maar het gebeurt mij na al die jaren nog steeds dat ik boven de mango-bakken in de supermarkt, met de air van een gevorderde, mijn hand laat zweven en een mango pak, in de vaste overtuiging beet te hebben en dat mijn vriendin hem dan met een moederlijke glimlach uit mijn handen neemt, terug legt, de mango ernaast pakt en met ‘Deze, Ingmar’ mij gegeneerd achter laat. Mijn ogen bedriegen mij niet en de mango die zij pakt ziet er precies hetzelfde uit. Maar ik heb het al afgeleerd me daar druk over te maken. Filipino’s hebben met hun mango’s een connectie, zoals wij met  aardappelen. Valt niet uit te leggen.

Als U aan dat lullige hoopje excuus - genaamd ‘mango’ - in onze eigen Nederlandse schappen denkt, kan ik me voorstellen dat u op dit punt nog verwacht, dat het eten van de Filipijnse mango een kwestie van opensnijden en slikken is. Zeker, er zijn speciale snij-technieken, die het iets makkelijker maken het ding zonder overstroming over je broek naar binnen te werken en die werden mij dan ook door mijn keurige Filipina aangeleerd. We hadden daar natuurlijk veel lol aan en haalde heel wat gekkigheid uit. Maar toch voelde ik mij daar uiteindelijk niet lekker bij. Ik deed de mango geen eer aan. Het was alsof ik seks had met een regenjas aan; het is nat, maar je blijft droog.
Toen ik een jaar later vier weken op een afgelegen eiland in de Filipijnen zat, de hele dag half naakt in vijfendertig plus rond liep en niemand mij zag, werd er in mij iets wakker , dat uiteindelijk leidde tot een benadering van de Filipijnse mango, die mijn leven, mijn opvattingen over mijzelf en mijn seksleven volledig veranderd hebben.
Sindsdien verkeer ik in een intieme relatie met deze kletsnatte vrucht en ga ik U nu uitleggen hoe u haar moet nuttigen.

U koopt de mango op elke straathoek in de Filipijnen. Maar ik adviseer u naar een supermarkt te gaan. Waarom? U wacht daar op een oud Filipijns vrouwtje, dat tussen de bergen mango’s die daar liggen gaat scharrelen. Zodra zij er een in haar wagentje legt is mijn advies: jatten en afrekenen. Op eigen gevoel afgaan is onbegonnen werk. Het kijkt vreselijk nauw.
Thuis trekt u alle stekkers eruit en zet uw mobiel op stil. Focus is essentieel. U loopt met de mango naar de gootsteen, wast de handjes en het gezicht en na nog een korte blik op haar geworpen te hebben – aaien mag – pelt u de mango met de handen open. 'Met de handen open pellen?' Ja, met de handen open pellen. 'Maar je kunt een mango toch niet met de handen open pellen?' Nee, omdat dat gênante groene ding in de Albert Heijn geen mango is; daar ga je met een scherp mes nog niet doorheen, looser.
Afijn, U pelt haar open. Daarbij gebeurt nog niets anders dan dat een licht geribbeld, ogenschijnlijk wat stug en draderig vruchtvlees tevoorschijn komt. Laat u niet verwarren. De ervaring die u gaat hebben is verre van stug en draderig. Dat voelt u al als u de gepelde mango in de volle hand neemt. Hij past er precies in en is, in weerwil van zijn uiterlijk, drijfnat, goddamn als ik eraan denk..Hij glijdt bijna uit uw handen van genot. Kelere!
Het is nu van belang de juiste lichaamspositie in te nemen. 'Lichaamspositie?' Ja, lichaamspositie. De gehele mango-ervaring hangt hier vanaf. Ik mag zelf daarbij graag wat overdrijven en ontbloot vooraf het bovenlijf. Is dit overdrijven? Jazeker. Maar niet geheel ten onrechte, zoals u spoedig zult lezen. U buigt nu voorover zodat het hoofd in het midden van de gootsteen hangt.
En wat nu volgt is meer psychologisch van aard. In feite komt het hier op neer: u laat los. Mentaal dan. U laat los wat u heeft geleerd over conventies; hoe gedraag ik me, ook boven een gootsteen; mag ik mijzelf wel bevlekken; wat zullen de buren er wel niet van denken? Maar ook de verschillende aangeleerde opvattingen over voedsel, als dat het bijvoorbeeld slechts zou dienen voor het gezond houden van uw lijf. Allemaal onzin. Kijk, die mango is een vrucht dus dat zit wel goed; het ding staat stijf van de vitamines. Nee, het is van belang dat u de mango nu niet langer meer ziet als ‘eten’, of als een ‘vriucht’. U laat dat idee los. De mango wordt niets meer en niets minder dan een object om te ‘bezetten’. En het is hier dat er onvermijdelijk een seksuele gevoel loskomt. Kijk, we praten niet meer over die gecastreerde groen/rode aanfluiting die wij in Nederlandse winkels kopen. We praten nu over de Filipijnse mango. U maakt uw geest leeg en beschouwd dit niet meer als eten, maar als ‘nemen’. Oraliteit wordt hier verheven tot een uiterst natte, warme en zoete uitbarsting van totaal-acceptatie. Krijgt u al natte oogjes? Goed zo!
U doet uw mond nu wagenwijd open en plaats uw tanden in het, wat u nu nog beschouwt als stug en draderig, vruchtvlees. Wat vervolgens gebeurt is gelijk aan een Shakespeare sonnet, een cellosuite van Bach, de Sacrada Familia en de blauwe periode van Picasso. Uw tanden zakken onverwacht krachteloos in drijfnat oranje. De mond vult zich met een zoete, licht penetrante substantie. En nu komt ie: u kauwt niet maar ook weer wel. Verwarrend? Wel, u kauwt maar maakt het niet af. Waarom? Tijdens het kauwen ‘ruiken’ wij met onze mond. We doen iets met de holte van onze mond, waardoor geuren in onze neus terecht komen, of zoiets. Ik heb er geen verstand van maar dat maakt verdomme niet uit ook! Maar het niet afmaken van het kauwproces zorgt ook dat u zich instinctief verheugt op de volgende hap. En dat terwijl u toch blijft hangen in de fase waarin het heerlijke vruchtvlees zich vermengt met de door deze waanzinnige penetratie veroorzaakte overvloed aan speeksel. U geniet dus op twee niveus van het hele gebeuren.
Lekken.
'Lekken?' Ja, lekken. Laat alles lekker lekken. Daarom hangt u per slot van rekening boven die gootsteen, niet waar? Het lekken heeft twee functies. Ten eerste is het onvermijdelijk, want de vochtontlading van de mango zelf, plus de bijna obscene vochtproductie in uw mond is totaal niet opgewassen tegen uw beperkte mondinhoud. Maar veel belangrijker, het dient een psychologisch doel: overgave. Pure overgave. U geeft zich over aan de vrucht en heeft het niet meer in de hand. Nog beter: u geeft zich over aan Een Ervaring. U kunt zich niet meer netjes gedragen. De mango dwingt u zich te laten gaan op een vlak waar u meestal in controle bljft.
Lekken dus.
Nu slikken. Slik langzaam en probeer, zoals ik al eerder zei,  niet alles keurig te kauwen. Laat half brokken, half vloeistof langzaam uw keel in glijden en ervaar elk moment die heerlijke zoete smaak.
De volgende hap maakt u snel daarna. Terwijl de eerste hap uw keel indruipt, hapt u alweer een tweede keer, zodat er een soort vochtige cirkelbeweging van inname, verspreiding en slikken plaatsvindt. U en de mango ervaren zichzelf als één groot, nat, gulzig orgaan. Ook dat is weer psychologie, alsof u uzelf vertelt: 'Ik kan me niet inhouden, ik moet gulzig zijn'. Deze trick of the mind zorgt voor een verhoogde mate van zelfacceptatie en dat windt u op.
Op een zeker moment komt u bij de pit.
O die pit! De pit van de Filipijnse mango, dames en heren, is platter; als een boomerang zonder knik. U gaat deze glibberige pit nu langzaam en vol overgave aflikken. Dit mag voor vrouwen dan iets makkelijker te accepteren zijn dan voor mannen, maar ik garandeer u, heren, dat met een kleine aanpassing in de fantasie, u uw eigen kleine, donker-zoete ervaring kunt oproepen, welke het droogzuigen van dit zeiknatte gebeuren prima ondersteunt. Geloof me.
Nadat u en de mango klaar zijn met wat onvermijdelijk een heerlijke ervaring was, laat u de pit in de gootsteen glijden. En wel: uit de mond (ik laat daarbij graag laatste druppeltjes mango mee lekken, terwijl ik mijn mond een beetje lullig laat openhangen. Allemaal psychologie!)
Maar nu komt ie: U wast uw handen NIET! U likt ze ook NIET af! U veegt ook NIET uw mond af – meestal verspreidt zich de mango over uw gehele gelaat en dat is prima. Nu loopt u druipend naar buiten, uw balkon op of tuin in. U blijft daar een paar minuten staan en laat elke gedachte of elk gevoel welke deze ervaring heeft opgeroepen in u opkomen. U mag ook huilen. Wat u daarna doet moet u weten. Ik zelf wil daarna direct seks met mijn vriendin, maar dit is allemaal subjectief.

Volgende keer wil ik het graag hebben over de Filipijnse banaan. En wie in de Filipijnen is geweest weet dat dit geen grapje is.