Wednesday, November 6, 2013

Multi-culti happen!

Binnenkort ga ik voor drie weken naar de Filipijnen. Een bijzondere trip omdat mijn goede vriend Serge meegaat en voorgesteld wordt aan de vader van Giean. ‚De- boezem-vriend-van’ is in de Filipijnse cultuur een heel ding, dus ik kijk er natuurlijk erg naar uit. Maar we gaan ook de eilanden verkennen en daarmee het leukste van reizen doen: lokaal happen!
Onder het motto: ‚het zijn dezelfde moleculen, alleen anders gerangschikt’ beweeg ik mij al zestien jaar etend over het aardoppervlak en kan met recht zeggen dat ik op enkele spinnen, krekels en natuurlijk balut na - zoek het op als je niet weet wat ik bedoel - zo’n beetje alles al het mondje in heb geschoven. Ik leef nog steeds en ben erg blij!
Maar ik ben ook een romanticus. En elke keer, als ik ergens voor het eerst komt, drijft het avontuur mij naar het meest lokale voedsel dat ik maar kan krijgen. En het kan mij niet lokaal genoeg; ik wil de essentie van een cultuur uit elke stuk fruit, vlees of kruid persen en de hartklop van die mensen en hun land in mij voelen en proeven! Zo heb ik op Taiwan, in het mistige hooggebergte, een lokale lunch genoten, die door enkele leden, van de uit twee procent van de bevolking bestaande afstammelingen van de Fiji-eilanden, voor mij bereid werd. Wie eet dat nou als ie daar is? Super-apart, toch? Maar.. ook totaal niet te hakken zo goor. Edoch, ik had tranen van ontroering in mijn ogen. Niet gelogen. Voor geen goud willen missen. Fuck die Chinese dim-sum!
Afijn, omdat ik naar de Filipijnen ga, herinner ik mij dat ik bijna twee jaar geleden bij een bezoek van vier weken op het afgelegen eiland Siquijor, nou precies eens het tegenovergestelde heb geprobeerd! En dat leidde tot een hilarische queeste, die vast nog wel eens gememoreerd wordt door de bewoners aldaar. 

Ik had een opwelling, ingefluisterd door een vriend die verslaafd is aan Schotland en whisky (pleonasme). Opgefokt door zijn fluwelen woorden en wetende dat ik vier weken gestationeerd zou zijn in een slaperig resort aan de kust, kocht ik op de luchthaven van Manila, vlak voordat ik naar Siquijor vloog, een fles whisky voor mijzelf. Dat had ik nog nooit gedaan op een vakantie en ik was zo verguld met deze onverwachte kneuterigheid, dat ik het opeens helemaal voor me zag: wat als ik nou voor de vier weken dat ik daar in dat hutje zat te schrijven, een zo Nederlands mogelijk ontbijt voor elkaar wist te krijgen? Op dat godvergeten eiland. 's Ochtends pindakaas op brood en 's avonds - oké, kleine knieval voor onze westerburen -  Schotse whisky. Dat leek me nou een leuk uitdaging! Zo begon het.

De vraag is: 'kun je op een totaal afgelegen eiland in de Filipijnen een Nederlands ontbijt bij elkaar scoren?' En als ik ‘afgelegen’ zeg, bedoel ik ook afgelegen. Zo’n plek waar je gedumpt wordt op een stil strand; waar het eerste houten huisje langs de weg. met lauwe biertjes en taaie chips, twintig minuten down the road is en een winkeltje met noodles, ice-tea, wasmiddelen en kauwgom niet alleen de enige en echte supermarkt genoemd mag worden op het eiland, maar ook nog eens een half uur rijden is (terwijl anderhalf uur lopen handiger is omdat je blij mag zijn wanneer er uberhaupt een lokale zijspan voorbij komt). Zo afgelegen. Wel, dat is dus niet makkelijk. Je moet er dus de romantiek van inzien. En daarom is het me gelukt. Nou ja, op z’n Filipijns dan.
Mijn ontbijt bestond uit – oke, toegegeven - zelf meegenomen Nederlandse koffie. Verder?
Ten eerste heb ik pindakaas gevonden, geloof het of niet (eet ik nooit, maar het alternatief ter plekke was lokale papaya-moes. Doe jij het?). De eigenaar had zijn nering in een voormalig bushokje op een zanderig stukje terrein langs de kustweg en hij had die pot met pindakaas een paar weken op het keukenplankje zien staan. Hij had meerdere keren aan zijn dochter gevraagd wat het toch was en hoe het daar kwam, maar zij wist het ook niet. Toen ik interesse toonde wilde hij uitleg, maar daar begin ik dus niet aan hè. Pindakaas is Nederlands. Ieder zijn ding. 
Vervolgens vond ik in het dorp een klein winkeltje - gerund door een even mooi, als koppig vrouwtje - waar om onduidelijke redenen een aantal westerse A-merken stonden. De totale willekeurigheid van het inkoopbeleid ontnam mij echter elke logische conclusie waarom dit winkeltje überhaupt bestond, ook omdat de artikelen daar overduidelijk al wat jaren stonden. Ik checkte de uiterste houdbaarheidsdatum van een en ander en wandelde triomfantelijk met een blik ingemaakte kalkoen de deur uit. 
Nog nooit eerder genuttigd -- en ook nooit meer hierna. 
Ik vond bij een stoffig winkeltje in gedateerde doe-het-zelfbenodigdheden vreemd genoeg.. ceddar-cheese uit Amerika (dat is zoute shit waar geen koe aan te pas komt). En, jawel.. marmelade! Maar.. ehh.. ‚light’. (Ja, het bestaat. Het is ook op het eiland aangekomen, heeft vijf weken in de zon gestaan en werd toen aan mij verkocht. Zo smaakte het ook). 
Het meest trots was ik toch wel met, jawel, brood.. sneetjes brood! Verdomd, gevonden! En dat in de Filipijnen, waar je alleen in super-de-luxe cadetterettes in Manila een soort iets vind dat naar brood ruikt, maar alle kanten uit veert als je het met één hand vasthoud. Nee, dan mijn eiland. Dat ging even anders. Ik heb met een stelletje lokalen het jachtseizoen geopend en in een inheems hutje, langs een hobbelig weggetje in het volgende dorp, het enige bruine brood van het eiland ontdekt. De eigenaar keek wantrouwig, het lag er per slot van rekening al erg lang, maar het kon nog net. We hebben de zaak afgezet met prikkeldraad, onder de UN geflikkerd en alleen ik en niemand anders mocht er nog bij komen, resolutie 8.45.9.
Voor het laatste en belangrijkste item had ik subtiele tactieken nodig. Een week lang heb ik zo veel mogelijk lokalen gepest met het feit dat ze op dit exotische eiland, waar de sappige vruchten, als je niet uitkijkt, gewoon je onderbroek in vallen, geen verse sinaasappelsap of überhaupt vers sap hebben. Ze verkopen alleen maar ice-tea! Hier, tussen palmboom en azuurblauw.. Ice-tea! Kun je het geloven? Ice-tea in plastic flessen, ice-tea in kartonnen flacons, ice-tea in in aluminium zakken, vloeibaar, poedervorm, syroop-basis, ijsjes… smaken als perzik, limoen, aardbeien, groene thee, jasmijn, mango, aloe-vera, kokos,..Noem iets eetbaars en Filipino's maken er ice-tea van. De hele archipel is aan de fucking ice-tea. Elke dag die mierzoete troep. Na een week krijg je kiespijn, na twee weken wordt je hyper en na een maand loop je een ziekte op. Afijn, dit pestte ik dus twee weken hun kant uit. Zij schaapachtig grijnzen en dan onverstoord ice-tea aanbieden hè. Ettertjes. Maar ik hield mijn rug recht en toen ik ze er eindelijk onder had hebben ze me, weliswaar schoorvoetend, naar een nog kleiner huisje gebracht. Ditmaal hogerop in de bergen, bij een verlaten schoolgebouw. Een oud mannetje deed open. Hij had een totaal aangevreten gebit. Dat kon de ice-tea zijn, maar ik vermoedde iets anders. En jawel, achter zijn huisje, bij zijn oude geit, stonden en paar pakken ijsblokken tegen de muur in de schaduw. Hoe die daar nou in Godsnaam aankwam, zo hoog in de bergen, was mij een raadsel, maar het ging mij om wat er onder stond. Sinaasappelsap.in vijf oude, plastic 1.5 liter flessen. Ik weet niet waarom die daar stonden en hoe lang al, maar ze waren van mij.

Vier weken heeft deze jongen dus een soort kopie van een een Nederlands ontbijt in zijn koelkast gehad. Was het te doen? Wel, alleen de koffie ging op. En o ja, het brood ook, al bleef het behelpen (alleen een spons is flexibeler). Omdat ik zo verguld was met het vinden van ingeblikte kalkoen heb ik die smerigheid pas halverwege mijn vakantie weg geflikkerd. De cheddar is een keer per ongeluk een dag buiten de koelkast gekomen (weet je dat je dan trouwens gesmolten plastic krijgt?) en de marmelade - dat had ik kunnen zien aankomen -  liep op een dag uit zichzelf mijn hut uit. 
En die sinaasappelsap? Dat bleek gewoon ice-tea.. met sinaasappelsmaak. Dit is niet gelogen. Stelletje dieven.


No comments:

Post a Comment