Je hebt ze
over de hele wereld, in elk land, met name in de wat armere, tropische landen:
de geïmmigreerde blanke westerling met 'lokale business'. Zo’n wat verveelde,
zweterige man, meestal met ontbloot bovenlijf, iets te rood van de drank of te
bruin van de zon, die jou, als je niet uitkijkt, de hele avond lastig valt met
alles wat hij niet goed vind aan zijn nieuwe thuisland. Als hij daarbij ook
nog, en passant en ongecensureerd, de lokale bevolking meeneemt in zijn gezeur
– altijd op het moment dat jij de enige aan de bar bent - dan kan je
avond als enthousiaste toerist zo maar helemaal vergald zijn.
Het is in
dit geval een Duitser. Ik ben vier weken op het afgelegen eiland Siquior in de
Filipijnen en hij runt het resort naast dat van mij. Omdat ze daar lekkerder
eten hebben, maar vooral internet, ben ik er vaak te vinden. Veel avonden zit
ik met de andere gasten en die Duitser aan een schaars verlicht barretje, nog
geen vijf meter van de zee, waar wij met heerlijke foute, Filipijnse
discomuziek op een aangename manier tot elkaar veroordeeld zijn.
Tanig van
jaren rijst is hij dus die typische westerse man, die zo’n beetje een schemerig
bestaan leidt in, in dit geval, de Filipijnen. Thuis wil niemand hem meer
kennen maar hier heeft hij een tros half-bruine kleintjes van een lokale
Filipina plus veel ’business-contacten’; meestal verlegen Filipino’s, die voor
te weinig geld door hem aan het werk gezet worden in allerlei vage klusjes die
bijna geen geld opleveren. Ze zitten overal, die eenzame, blanke mannen, met
hun zelfgefabriceerde koninkrijkjes.
Het zal na
een week zijn, dat deze man met mij in gesprek raakt. Hij hangt een beetje
hand-onder-de-kinnerig over de bar. Met een zuinige, zure glimlach om ogen en
mond doet hij of niets hem raakt, terwijl hij toch alles in de wereld
schoffeert. Het is de vermoeiende contradictie van de cynicus: dàt bespotten
waar je zegt niet in te geloven (en die contradictie dan weer niet willen toegeven).
Iemand om te vermijden dus.
En dat doe
ik dan ook al een week. Maar deze avond ziet hij toch zijn kans en zannikt zich
mijn richting uit. We hebben net een idioot uit de hand gelopen zonsondergang
achter de rug; staan met z’n allen volledig Zen, met de blote voetjes, in het
warme zand; hebben een koud biertje aan de lippen en de zoete geur van rijpe
mango’s waait gulzig onze richting uit. Ik kan me voorstellen dat als je dit
elke avond meemaakt – en de kans is groot, op een eiland als dit – dat je dan
niet meer in extase raakt. Zelf zoiets went. Maar om in die omstandigheden, in
je eigen opgezette toko, die draait als een tierelier, bij een betalende gast
even zonder censuur je discriminerende vuil op straat te zetten, vind ik
onbegrijpelijk. En beledigend. Ten eerste is bij mij nog niet alles gewend. Ik
leef nog steeds in een warme ballon van ‘overkomt mij dit alles hier echt?’
Maar belangrijker, ik wil met leuke mensen zijn. Mensen die in ieder geval iets
meer geestelijke spankracht hebben dan deze kwezel. Maar goed, ‘het’ luiert
zich zacht-weeïg mijn ruimte binnen om daar volledig
ongevraagd zijn personeel te gaan afzeiken; in het engels, zodat zij het vooral
ook kunnen verstaan (hij weet dat ik Duits versta en praat). Na wat inleidende
kut-opmerkingen over deze vier jonge Filipino’s – die overigens, zo valt mij al
dagen op, hun baas met een soort verdraagzaamheid benaderen, die je vaak bij
ouders van een jankend kind ziet - bouwt hij het thema lekker discriminerend
uit. Niet alleen zijn personeel, maar alle Filipino’s moeten het ontgelden. In
feite, zo dwijlt het mijn kant op, klopt van dit hele klote land geen ene ruk;
de regering is corrupt, mensen lui, infrastructuur waardeloos en respect voor
een hardwerkende businessman nihil. Omdat ik besloten heb dit even zonder
reactie aan te horen en dan naar mijn hut te gaan, denkt hij – ook gevoed door
de drank – dat ik misschien in nog wat andere ideeën van hem geinteresseerd
ben. Omdat ik uit ervaring haarfijn weet waar dit heen gaat, probeer ik af te
ronden. Ik doe de suggestie dat hij dan maar weer snel naar Duitsland terug
moet emigreren; beter voor hem, maar ook voor zijn personeel.
Ik schiet
hem lekker vilein af, maar raak nog niets eens een lege barkruk.
Mijn
Duitser gaat gewoon door. Hij begint over ras.
In feite
is het zo dat als wij – ik vertaal: de Westerlingen – hier niet ooit de boel
waren komen opknappen, dat ‘het’ – ik vertaal: de Filipino’s - nog halve
beesten zouden zijn geweest, levend in hutten, met 'no brains'.
Zo, die
zit.
En nog
steeds waar zijn Filipijnse personeel bij is, hè. Dat u niet denkt dat hij per
ongeluk tactisch is geworden.
Nou ben ik
niet iemand om meteen racist te roepen want dat vind ik even stompzinnig als
zijn statement. Terwijl ik aan mijn eigen Filipijnse vriendin denk - maar ook
aan een door mij geliefd persoon, die vanuit de verwarring van het hebben van
te grote visioenen, elke aardbewoner met een donkerder huidskleur, dierlijke
eigenschappen toeschrijft - overkomt mij in eerste instantie een onverwachte
zachtheid in mijn gevoel. Het lijkt misschien vreemd - laten we zeggen dat het
ook de exotische locatie is waar ik ben - maar ik kan meteen onderscheid maken
tussen de persoon, een man waar ik à là minuut een hekel aan heb, en het
achterliggende drama van zijn boodschap. Het zet mij – later terug in mijn hut
– aan het filosoferen over die fascinerende clash van culturen op onze kleine
planeet, waar deze man zo’n schrijnend en eenzaam voorbeeld van is.
Deze man -
zo fantaseer ik – kwam niet hierheen om Aziaten uit te persen en groot geld te
maken. Dan was hij allang vertrokken en niet zo cynisch. Nee, ik denk dat hij –
net zoals veel westerlingen - met een soort ideaal van Verlichting en
ondernemingszin deze kant uit gezworven is en moest ontdekken dat de
werkelijkheid niet altijd wacht op het Mooie Gelijk van de Zelfontplooiing, waar wij Westerlingen zo’n behoefte aan hebben. Een
botsing dus tussen de – zoals meestal - gehaaste verlichtingsdrang van het
individu en de veel tragere bewegingen van een volksaard. Misschien is zijn
verdriet wel gaan imploderen tot grimmig cynisme en een gebrek aan zelfkennis
heeft dat niet kunnen verheffen.
Ik heb een
soort elementair begrip voor westerse mensen die in de verwarring leven dat hun
cultuur de beste is en dat wij er vooral zijn om andere volkeren op te voeden.
Misschien ben ik naïef, maar ik geloof, dat in dit soort
glibberige meningen – zelfs die, waar mensen met dieren worden vergeleken –
vaak ook naastenliefde schuilgaat. Het is echter een naastenliefde, die uitgaat
van een ‘Waarheid’. Maar een waarheid is al weer verleden tijd op het moment
dat het een waarheid wordt, terwijl de werkelijkheid maar door dendert en
verandert.
Ik begrijp
die Sehnsucht wel, dat Wagneriaanse, dat mystieke en zo gevaarlijke koordansen
tussen Grootse Idealen en puur racisme. Ik denk dat je dat bijvoorbeeld ook bij
de Nazi’s ziet. Volgens mij waren het niet alleen duivelse klootzakken, die
binnen de Nazi-partij de energie achter Hitler volgenden, maar ook mensen die
vol liefde en hoop zaten voor de cultuur en het uitdragen daarvan aan iedereen
die zij een betere toekomst wensten. Maar als de tijden verwarrend zijn en het
oude Europa plaats maakt voor het nieuwe licht van technologisering en
globalisering, vluchten mensen in de schoot van het veilige ‘vroeger’, waar
afkomst en ras nog direct verbonden is met het bewustzijn van de geest. De
ontkenning dat dat verbond geen rechtsgeldigheid meer kan hebben in de 20ste
eeuw, zorgt voor een onherstelbare schade. Wat zich had kunnen richten als
inspiratie voor een nieuwe wereldcultuur, werd nu vervormd tot een duivelse
manipulatie ter behoud van de eigen cultuur. En dan hoef je maar één man met
een gek snorretje te hebben, een dubieuze schuldlast, een gefrustreerde
volksaard en wellicht een mysterieuze macht achter de voorhang en opeens krijgt
je ideaal een metalen pak, met een geweer en ga je over mensen heen lopen en ga
je ze zelfs uitroeien.
Of veel en
veel minder erg, maar toch schrijnend: je wordt cynicus op een van de
bloedmooie eilanden op deze schitterende planeet en wil het licht in die ander
niet langer respecteren en onderzoeken.
Ik denk
dat elke nieuwe tijd weer laat zien hoezeer constructie en deconstructie met
elkaar verbonden zijn. Het is als de schaduw, die automatisch gebaard wordt als
nieuw licht verschijnt. We zijn er bang voor en dat is menselijk. Want die
schaduw is corrupt, vervuilend, bedreigend en stampt als een baby om zich heen.
We hebben nog niet geleerd om hem onder controle te houden en geven dan
gezagdragers, religie’s of andere culturen de schuld. Maar essentiele
zaken moeten soms tegen de grond om ruimte te maken voor expressies van een
nieuwe tijdsgeest. En om temidden van dat nieuwe en onbekende licht - waar
het besef van je eigen eindigheid op zeker moment ook nog eens zo
schrijnend helder afsteekt en je verblindt voor het grotere beeld - ook nog te
durven toegeven dat er geen Waarheid bestaat – en zeker niet jouw waarheid;
eentje die je een heel leven met veel pijn door verlies, hebt opgebouwd
- is niet makkelijk. Voor niemand.
Ik denk
dat deze fundamentele angst nergens duidelijker de kop opsteekt als in de
harde, maar ook hoopvolle confrontatie van culturen, genaamd globalisering. Het
wordt geleid door nieuwe energie en licht, maar maakt ook zaken kapot en
sommige mensen vertwijfeld en cynisch. En soms zelfs duivels.
Trouwens,
nog even terug naar mijn getergde Duitser.
Die moest
op het eind nog even wat anders kwijt. En hij was nog niet eens aangeschoten,
zal ik maar zeggen. Bij het onderwerp ‘Marcos’ beweerde hij dat je dat wel
vaker ziet bij volkeren met ‘no brains’ en een dierlijke neiging.. dat ze
gevoelig zijn voor dictators.
Het was
aan mijn allerlaatste restje naastenliefde te danken dat ik me in bedwang kon
houden en hem, na deze verbijsterend dom geplaatste opmerking, niet keihard met
klakkende schoenzolen de Hitlergroet gaf; Mitten ins Deutsche Gesicht. Ik
slikte alles wat mij later had kunnen beschamen over mijzelf wijselijk in en
stond demonstratief op. Ik herinnerde ik hem kort aan het feit dat mijn
vriendin Filipina was; dat zijn personeel onder gehoorafstand stond; maar
bovenal dat ik me op dit ogenblik schaamde voor mijn blonde haar en blauwe
ogen. Daarna verdween ik het strand op.
Twee dagen
vermeed hij mij. Daarna pakte wij de draad weer op. Schuchter en zaadloos
praatten wij over het even lekkere als goedkope Filipijnse San Miguel-bier en
de op dat moment aanhoudende regen.
Het idee
dat onze cultuur eigenlijk als maatstaf geldt voor de wereld en dat onze manier
van denken de juiste is, zit diep in veel Westerse mensen verscholen, ook in
mijzelf. En ik denk ik in meer mensen. Ik had die avond in ieder geval veel om
over na te denken. Dus ik kan die eenzame, depressieve keizer, op zijn
afgelegen eiland, wel met zijn eigen verleden om de oren slaan, maar eigenlijk
verwoordt hij, zonder de politieke correctheid van de intellectueel, het gecompliceerde
hooglied van de Verlichting.
No comments:
Post a Comment