Friday, August 31, 2012

De Duitser

Je hebt ze over de hele wereld, in elk land, met name in de wat armere, tropische landen: de geïmmigreerde blanke westerling met 'lokale business'. Zo’n wat verveelde, zweterige man, meestal met ontbloot bovenlijf, iets te rood van de drank of te bruin van de zon, die jou, als je niet uitkijkt, de hele avond lastig valt met alles wat hij niet goed vind aan zijn nieuwe thuisland. Als hij daarbij ook nog, en passant en ongecensureerd, de lokale bevolking meeneemt in zijn gezeur – altijd op het moment dat jij de enige aan de bar bent -  dan kan je avond als enthousiaste toerist zo maar helemaal vergald zijn.
Het is in dit geval een Duitser. Ik ben vier weken op het afgelegen eiland Siquior in de Filipijnen en hij runt het resort naast dat van mij. Omdat ze daar lekkerder eten hebben, maar vooral internet, ben ik er vaak te vinden. Veel avonden zit ik met de andere gasten en die Duitser aan een schaars verlicht barretje, nog geen vijf meter van de zee, waar wij met heerlijke foute, Filipijnse discomuziek op een aangename manier tot elkaar veroordeeld zijn.
Tanig van jaren rijst is hij dus die typische westerse man, die zo’n beetje een schemerig bestaan leidt in, in dit geval, de Filipijnen. Thuis wil niemand hem meer kennen maar hier heeft hij een tros half-bruine kleintjes van een lokale Filipina plus veel ’business-contacten’; meestal verlegen Filipino’s, die voor te weinig geld door hem aan het werk gezet worden in allerlei vage klusjes die bijna geen geld opleveren. Ze zitten overal, die eenzame, blanke mannen, met hun zelfgefabriceerde koninkrijkjes.

Het zal na een week zijn, dat deze man met mij in gesprek raakt. Hij hangt een beetje hand-onder-de-kinnerig over de bar. Met een zuinige, zure glimlach om ogen en mond doet hij of niets hem raakt, terwijl hij toch alles in de wereld schoffeert. Het is de vermoeiende contradictie van de cynicus: dàt bespotten waar je zegt niet in te geloven (en die contradictie dan weer niet willen toegeven). Iemand om te vermijden dus. 
En dat doe ik dan ook al een week. Maar deze avond ziet hij toch zijn kans en zannikt zich mijn richting uit. We hebben net een idioot uit de hand gelopen zonsondergang achter de rug; staan met z’n allen volledig Zen, met de blote voetjes, in het warme zand; hebben een koud biertje aan de lippen en de zoete geur van rijpe mango’s waait gulzig onze richting uit. Ik kan me voorstellen dat als je dit elke avond meemaakt – en de kans is groot, op een eiland als dit – dat je dan niet meer in extase raakt. Zelf zoiets went. Maar om in die omstandigheden, in je eigen opgezette toko, die draait als een tierelier, bij een betalende gast even zonder censuur je discriminerende vuil op straat te zetten, vind ik onbegrijpelijk. En beledigend. Ten eerste is bij mij nog niet alles gewend. Ik leef nog steeds in een warme ballon van ‘overkomt mij dit alles hier echt?’ Maar belangrijker, ik wil met leuke mensen zijn. Mensen die in ieder geval iets meer geestelijke spankracht hebben dan deze kwezel. Maar goed, ‘het’ luiert zich zacht-weeïg mijn ruimte binnen om daar volledig ongevraagd zijn personeel te gaan afzeiken; in het engels, zodat zij het vooral ook kunnen verstaan (hij weet dat ik Duits versta en praat). Na wat inleidende kut-opmerkingen over deze vier jonge Filipino’s – die overigens, zo valt mij al dagen op, hun baas met een soort verdraagzaamheid benaderen, die je vaak bij ouders van een jankend kind ziet - bouwt hij het thema lekker discriminerend uit. Niet alleen zijn personeel, maar alle Filipino’s moeten het ontgelden. In feite, zo dwijlt het mijn kant op, klopt van dit hele klote land geen ene ruk; de regering is corrupt, mensen lui, infrastructuur waardeloos en respect voor een hardwerkende businessman nihil. Omdat ik besloten heb dit even zonder reactie aan te horen en dan naar mijn hut te gaan, denkt hij – ook gevoed door de drank – dat ik misschien in nog wat andere ideeën van hem geinteresseerd ben. Omdat ik uit ervaring haarfijn weet waar dit heen gaat, probeer ik af te ronden. Ik doe de suggestie dat hij dan maar weer snel naar Duitsland terug moet emigreren; beter voor hem, maar ook voor zijn personeel.
Ik schiet hem lekker vilein af, maar raak nog niets eens een lege barkruk.
Mijn Duitser gaat gewoon door. Hij begint over ras.
In feite is het zo dat als wij – ik vertaal: de Westerlingen – hier niet ooit de boel waren komen opknappen, dat ‘het’ – ik vertaal: de Filipino’s -  nog halve beesten zouden zijn geweest, levend in hutten, met 'no brains'.
Zo, die zit.
En nog steeds waar zijn Filipijnse personeel bij is, hè. Dat u niet denkt dat hij per ongeluk tactisch is geworden.
Nou ben ik niet iemand om meteen racist te roepen want dat vind ik even stompzinnig als zijn statement. Terwijl ik aan mijn eigen Filipijnse vriendin denk - maar ook aan een door mij geliefd persoon, die vanuit de verwarring van het hebben van te grote visioenen, elke aardbewoner met een donkerder huidskleur, dierlijke eigenschappen toeschrijft - overkomt mij in eerste instantie een onverwachte zachtheid in mijn gevoel. Het lijkt misschien vreemd - laten we zeggen dat het ook de exotische locatie is waar ik ben - maar ik kan meteen onderscheid maken tussen de persoon, een man waar ik à là minuut een hekel aan heb, en het achterliggende drama van zijn boodschap. Het zet mij – later terug in mijn hut – aan het filosoferen over die fascinerende clash van culturen op onze kleine planeet, waar deze man zo’n schrijnend en eenzaam voorbeeld van is.
Deze man - zo fantaseer ik – kwam niet hierheen om Aziaten uit te persen en groot geld te maken. Dan was hij allang vertrokken en niet zo cynisch. Nee, ik denk dat hij – net zoals veel westerlingen - met een soort ideaal van Verlichting en ondernemingszin deze kant uit gezworven is en moest ontdekken dat de werkelijkheid niet altijd wacht op het Mooie Gelijk van de Zelfontplooiing, waar wij Westerlingen zo’n behoefte aan hebben. Een botsing dus tussen de – zoals meestal - gehaaste verlichtingsdrang van het individu en de veel tragere bewegingen van een volksaard. Misschien is zijn verdriet wel gaan imploderen tot grimmig cynisme en een gebrek aan zelfkennis heeft dat niet kunnen verheffen.
Ik heb een soort elementair begrip voor westerse mensen die in de verwarring leven dat hun cultuur de beste is en dat wij er vooral zijn om andere volkeren op te voeden. Misschien ben ik naïef, maar ik geloof, dat in dit soort glibberige meningen – zelfs die, waar mensen met dieren worden vergeleken – vaak ook naastenliefde schuilgaat. Het is echter een naastenliefde, die uitgaat van een ‘Waarheid’. Maar een waarheid is al weer verleden tijd op het moment dat het een waarheid wordt, terwijl de werkelijkheid maar door dendert en verandert.
Ik begrijp die Sehnsucht wel, dat Wagneriaanse, dat mystieke en zo gevaarlijke koordansen tussen Grootse Idealen en puur racisme. Ik denk dat je dat bijvoorbeeld ook bij de Nazi’s ziet. Volgens mij waren het niet alleen duivelse klootzakken, die binnen de Nazi-partij de energie achter Hitler volgenden, maar ook mensen die vol liefde en hoop zaten voor de cultuur en het uitdragen daarvan aan iedereen die zij een betere toekomst wensten. Maar als de tijden verwarrend zijn en het oude Europa plaats maakt voor het nieuwe licht van technologisering en globalisering, vluchten mensen in de schoot van het veilige ‘vroeger’, waar afkomst en ras nog direct verbonden is met het bewustzijn van de geest. De ontkenning dat dat verbond geen rechtsgeldigheid meer kan hebben in de 20ste eeuw, zorgt voor een onherstelbare schade. Wat zich had kunnen richten als inspiratie voor een nieuwe wereldcultuur, werd nu vervormd tot een duivelse manipulatie ter behoud van de eigen cultuur. En dan hoef je maar één man met een gek snorretje te hebben, een dubieuze schuldlast, een gefrustreerde volksaard en wellicht een mysterieuze macht achter de voorhang en opeens krijgt je ideaal een metalen pak, met een geweer en ga je over mensen heen lopen en ga je ze zelfs uitroeien.
Of veel en veel minder erg, maar toch schrijnend: je wordt cynicus op een van de bloedmooie eilanden op deze schitterende planeet en wil het licht in die ander niet langer respecteren en onderzoeken.
Ik denk dat elke nieuwe tijd weer laat zien hoezeer constructie en deconstructie met elkaar verbonden zijn. Het is als de schaduw, die automatisch gebaard wordt als nieuw licht verschijnt. We zijn er bang voor en dat is menselijk. Want die schaduw is corrupt, vervuilend, bedreigend en stampt als een baby om zich heen. We hebben nog niet geleerd om hem onder controle te houden en geven dan gezagdragers, religie’s of andere culturen de schuld.  Maar essentiele zaken moeten soms tegen de grond om ruimte te maken voor expressies van een nieuwe tijdsgeest. En om temidden van dat nieuwe en onbekende licht - waar het  besef van je eigen eindigheid op zeker moment ook nog eens zo schrijnend helder afsteekt en je verblindt voor het grotere beeld - ook nog te durven toegeven dat er geen Waarheid bestaat – en zeker niet jouw waarheid; eentje die je een heel leven met veel pijn door verlies, hebt opgebouwd -   is niet makkelijk. Voor niemand.
Ik denk dat deze fundamentele angst nergens duidelijker de kop opsteekt als in de harde, maar ook hoopvolle confrontatie van culturen, genaamd globalisering. Het wordt geleid door nieuwe energie en licht, maar maakt ook zaken kapot en sommige mensen vertwijfeld en cynisch. En soms zelfs duivels.

Trouwens, nog even terug naar mijn getergde Duitser.
Die moest op het eind nog even wat anders kwijt. En hij was nog niet eens aangeschoten, zal ik maar zeggen. Bij het onderwerp ‘Marcos’ beweerde hij dat je dat wel vaker ziet bij volkeren met ‘no brains’ en een dierlijke neiging.. dat ze gevoelig zijn voor dictators.
Het was aan mijn allerlaatste restje naastenliefde te danken dat ik me in bedwang kon houden en hem, na deze verbijsterend dom geplaatste opmerking, niet keihard met klakkende schoenzolen de Hitlergroet gaf; Mitten ins Deutsche Gesicht. Ik slikte alles wat mij later had kunnen beschamen over mijzelf wijselijk in en stond demonstratief op. Ik herinnerde ik hem kort aan het feit dat mijn vriendin Filipina was; dat zijn personeel onder gehoorafstand stond; maar bovenal dat ik me op dit ogenblik schaamde voor mijn blonde haar en blauwe ogen. Daarna verdween ik het strand op.
Twee dagen vermeed hij mij. Daarna pakte wij de draad weer op. Schuchter en zaadloos praatten wij over het even lekkere als goedkope Filipijnse San Miguel-bier en de op dat moment aanhoudende regen.

Het idee dat onze cultuur eigenlijk als maatstaf geldt voor de wereld en dat onze manier van denken de juiste is, zit diep in veel Westerse mensen verscholen, ook in mijzelf. En ik denk ik in meer mensen. Ik had die avond in ieder geval veel om over na te denken. Dus ik kan die eenzame, depressieve keizer, op zijn afgelegen eiland, wel met zijn eigen verleden om de oren slaan, maar eigenlijk verwoordt hij, zonder de politieke correctheid van de intellectueel, het gecompliceerde hooglied van de Verlichting.



No comments:

Post a Comment